17 december 2007
Winter
Samen lopen we
via de ene naar de andere straat
koud ben ik wel
maar wat koud is bevindt zich
voornamelijk vanbinnen
later huilen we samen
en vervolgens als we slapen
blijf ik wakker en bedenk ik
dat het altijd al zo
was en altijd zo
bang ben ik zo bang
dat het warm kan worden
en dat wat warm geworden
diep vanbinnen
is
09 december 2007
voordat je weg gaat
wat eerst van woorden was
van letters werd en nu alleen
nog een eenvoudig teken
dus nog even en dan
is er niets meer
en dan is er
altijd nog
de wiskundige benadering
het nihilisme, of: een
concentratie van een waarheid
gevangen
alles
en in ons
ik heb het niet gezegd
we zijn verbonden
dus kunnen we zonder
05 december 2007
5 december
zeg je
je glimlacht en
ik knik
hoeveel mensen zijn gebleven
hoeveel mensen kan ik aan?
iets kleins zeg je
is vaak genoeg, ik knik
je vraag is het verlangen
waarin ikzelf niet kan voorzien
de dagen zijn gevuld zeg je
maar echt: de dagen gaan
voorbij en ik -
hoe kan het zijn
zoals het is?
jij stelt de vraag
ik knik
25 november 2007
Ik mis
wat gemaakt moet worden
en ik -
als jij aanwezig bent
lijkt ieder drama groter
en alles wat je zegt -
hoe legt een mens een grens?
de klanken van een willekeurige piano
slaan door de muren van het huis
de deur van hoe het is
slaat harder dicht
niets is onmogelijk
maar niet met jou
de woorden verloren
het zijn vergeven
ik maak het niet
ik maak het niet
ik mis
14 november 2007
hoe verhalen
hoe mensen personages
als een meisje voel ik je
armen om mij heen, of
nee:
hoe het zich vervormt
en zo haar reden heeft gekregen
zuurstof en stikstof
in een bewegende balans
of: waarin verhalen verhalen
en mensen personages
allemaal
11 november 2007
Los wil ik
verdwaal ik
het park een bos een oerwoud
het pad een modderpoel of een moeras
zolang ik ongemerkt niet denk
is niets binnen proporties
groots en eindeloos
is alles ben ik zijn wij
en evenveel als het verlangen
is er angst
en zegt dat we wellicht -
mijn handen mijn handen
mijn haren mijn haren
de koude wind langs mijn gezicht
31 oktober 2007
Opnieuw de fiets
zie je de dingen niet
de tegel die los ligt,
de scheiding tussen stoep en straat
en alles stopt
alle spieren trillen, alle aders, het hoofd
het klopt
het is raak
wat anders kan ik
dan onbedaarlijk
huilen:
of om niets?
opnieuw: de stroming
of het vallen van de fiets?
16 oktober 2007
terug [3]
en ik het even niet meer weet
wie wanneer waarvoor in mij bestaat -
en jaren in verwarring raken:
dat het niet om de jaren gaat
niet om de mensen maar om het moment
alleen
om de beweging
die mij brengt en achterlaat
15 oktober 2007
terug [2]
wat is vrij zijn?
en: wat is alleen?
stel: ik heb mij afgesloten
stel: ik heb mij bij de dingen neergelegd
de mensen om mij heen zijn
weggegaan of soms gebleven
de dingen zijn nog steeds
ik voel een hand langs iets bewegen
zachtjes, onopvallend
en ik wacht
in bed, in huis
de ruimte tussen muren
draai ik mij om en slaap
onrustiger vannacht
14 oktober 2007
terug
ik ben een schrijver zeg ik, meer dan ooit
en zo is het
de wereld is gedefinieerd
op een randje na is alles afgesneden.
we wankelen niet langer meer
en toch, nog altijd ben ik bang te vallen
je kus is vluchtig.
durven we niet meer?
het contact verbannen naar de gedachten.
‘fijn’ zeggen we en het is zoals we menen.
de lijn is minder strak, maar toch gespannen
opnieuw het zuigende verlangen
het randje weer iets smaller
20 september 2007
Nazomer
Hebben wij elkaar ontmoet? Op een plek die vrij is van gedachten kunnen wij - ik weet het niet: de deur is dicht, de ramen zijn gesloten. De kou komt, wij met sjaals en mutsen - alles straks weer afgedekt.
Ik vraag mij af in hoeveel dagen, met hoeveel samenzijn wij samen kunnen zijn. Jij ziet vlammen, ik zie mensen, maar: hoe lang is het verband dat ons verbindt? Misschien als we een vuurkorf kopen en het vuur dat buiten de tralies komt durven te doven?
Ik weet het niet. De deur is dicht, de ramen zijn gesloten.
10 september 2007
Uitfeest Utrecht
Ik zie een voorstelling, een operazanger in de zon, acteurs in de overloop van het stadhuis, een plein in roze tape gevangen. Maar vooral zie ik de mensen: de kijkers, de uitvoerders. De makers, het publiek.
Als laatste bezoek ik een band vol met bekenden. Zij staan op het podium, ik ervoor. Zij zweten, werken, zijn. Ik kijk. Na afloop praten we. Dat wil zeggen: zij, ik luister. Zij zijn vol, ik leeggeraakt.
Op de fiets naar huis begint de twijfel. De muziek galmt na in de stad. Kan ik nog omkeren? Vraag ik mij af. Morgen begint een nieuwe week. Papieren stapelen zich op. Is dat bureau van mij? Die lijst met dingen? En dat gevoel mijzelf voortdurend te verlaten?
17 augustus 2007
Avond
‘Kom je eten?’ vroeg je. ‘Het is zo lang geleden.’ Als de druppels op de kiwibladeren vallen zeggen we: ‘Het regent.’ Als de zon schijnt zeggen we: ‘Ach ja, de zomer.’ Ik snij de prei, jij roert in een pan.
Er zijn veel woorden bedacht voor wat wij zijn. Wat we ook zeggen, het is niet waar. Dat het regent, dat de zon schijnt, dat is waar. En dat de lucht beweegt: de oren van de katten, de wolken, ons. Met jouw trui aan reis fiets ik 's nachts naar huis.
05 augustus 2007
15 juli 2007
Museumnacht
Er lijkt een stroom te zijn, naar iets. We volgen, maar al snel valt de massa uit elkaar. Ons DNA laten opslaan? Later, later. Opslaan kost tijd, wij zijn gekomen om iets Bijzonders te zien. De Victoria amazonica bloeit, horen we in de wandelgang. We snellen naar de Hortus, waar we blauwe cake eten en horen hoe de blik de geest bedriegt.
We keren terug naar de tuin van het Centraal, waar tussen het hoge gras de Soundscape ons vervreemd. We zitten op een muurtje, drinken wijn en kijken naar de mensen die - vol verwondering op ontdekkingstocht - het groen doorstruinen. Het is donker. Achter de ramen van verschillende zalen zien wij de bezoekers langs alle tentoonstellingen gaan. We glimlachen. Onze blik heeft onze geest bedrogen. We hebben niets gemist. We zijn er. Dit is het. De lucht zindert en de nacht beweegt.
04 juli 2007
Volle melk
‘Een blonde,’ vraag ik ‘of liever een donkere?’
‘Eentje die lijkt op jou.’
‘Ik zal kijken wat ze hebben’, zeg ik en loop de supermarkt in. Hij roept me terug.
‘En melk. Volle melk. Alsjeblieft.’
Hij steekt zijn melk de lucht in. ‘Morgen misschien. Misschien is er morgen een vrouw.’ Ik glimlach. ‘Sterkte.’ Zeg ik. ‘Proost!’ roept hij me na.
30 mei 2007
Stoel
Alledrie dezelfde.
I
Ze typen het in blindentaal,
zodat ik het niet kan lezen.
Dom. ‘Hoe moet ik dat nu weten?’
Ze lachen me uit:
‘Ik heb een cirkelstoel en hij is roze.’
Ik vraag me af wat dat betekent.
De cirkelstoel is rond en zacht.
Ze noemen het ook wel een zak
al kun je er niets indoen.
[workshop poëzie voor Bartiméus Zeist]
12 mei 2007
08 mei 2007
07 mei 2007
160 ontdekt
ademhaling zwaar
de ruige liefde de snaren
de toetsen het apparaat
de pezen die zich
spannen de lange vingers
de handen
van de muzikanten
160
01 mei 2007
Moeten
als ik óóit de nullen weghaal…
zoiets doe je niet, je streept
achter de komma niet zomaar iets weg
we zijn zo geworden
wat niet ter zake doet wordt door ons
gedachteloos weggestreept
is zomaar de wind geworden
die zich bij vlagen in het voorjaar herhaalt
en gaan
30 april 2007
14 maart 2007
Weer geen bank
‘Deze bank…’
Hij slist tussen zijn tanden ter goedkeuring. ‘Die is mooi. Ik heb ‘m zelf ook. Het wordt ons pronkstuk. Alleen wachten we nog op nieuwe stoffen. Wacht, dat moet je even zien.’ Hij graait in een kast vol met stalen.
‘Eh… ja’ zeg ik. Dat wilde ik vragen,…’
‘Ja, er komt een hele nieuwe reeks aan’ valt hij me in de reden. ‘We hebben een andere fabrikant, dat is echt fantastisch.’ Hij laat me de stoffen zien. ‘Kijk: deze en deze, maar deze hier is absoluut mijn favoriet. Hieromheen bedenken wij de rest van inrichting.’ Hij kijkt naar me. ‘Ik heb een nieuw huis’, vult hij aan.’ Ik knik.
‘Wacht’ bedenkt hij zich, ‘ik heb een presentatie. Die is eigenlijk voor intern, maar dat kan ik je wel even laten zien.’ Hij zoekt in zijn computer. ‘Hier.’
De bank staat - vanuit alle hoeken gefotografeerd - in een strak ingerichte Ikeakamer. De baliemedewerker scrollt door de plaatjes en wijst aan wat hij allemaal nog meer heeft besteld. ‘Kijk, die stoel hoort er dus bij. Wij nemen de oranje, maar het kan natuurlijk ook in het paars. En die tafel. Die hebben we al hoor, maar dat past zo mooi.’ Via tafels en vazen komen we bij de kussens aan.
‘Oja, goed dat ik dat even zie. Je moet er wel een paar kussens bij kopen. Het is een hele diepe bank. Had je hem al geprobeerd?’ Ik knik weer. ‘Toen wij hem in de kamer zetten schrok ik me rot, maar dat is natuurlijk een kwestie van wennen.’
‘Natuurlijk’ zeg ik. Even valt het stil. Dan gaat hij verder.
‘Die stoffen komen dus over twee weken. Ze zijn wel wat duurder, maar het is ook veel betere kwaliteit. Als u wilt stuur ik u een mailtje als ze er zijn?’ Ik schudt mijn hoofd. ‘U kunt natuurlijk ook gewoon op het internet kijken.’ Ik knik.
In ieder geval, over twee weken dus. Je weet het natuurlijk nooit zeker, maar ik denk dat dat wel lukt. Dus. Wilde u verder nog iets weten?’
Ik schudt mijn hoofd.
‘Okay.’
‘Veel plezier met je nieuwe huis’ zeg ik.
‘Dank je wel!’ zegt hij, verrast, alsof hij verbaasd is dat ik dat weet.
Ik verlaat de afdeling, de winkel, de parkeergarage, waar mensen meubels in hun auto laden.
Weg.
24 februari 2007
Service
‘Wat is het verschil?’ vraag ik.
‘Het één smeert u, het ander plakt.’ De apotheker lacht. ‘Deze kost u 7 euro. De pleister is haast twee keer zo duur. Waar is het voor?’
‘Mijn rug zit vast. Doe mij de tube maar.’
‘Wat naar’ zegt hij. Hij kijkt me aan en vraagt:
‘Heeft u wel iemand om u in te smeren?’
18 februari 2007
Gemis
Niets persoonlijks zeg je me; er is geen boodschap, er zijn geen woorden specifiek aan mij gericht. Wat je me geeft is muziek. Door de klanken heen lees ik je gezicht.
Tranen zakken over wangen. De zon zakt weg achter het glas.
07 februari 2007
In bed
Hoe ziektes in de wereld komen. Dat zeg je niet.
koud krijg ik het er van.
Jij slaapt.
02 februari 2007
Niet goed
Vaak werk ik nachtenlang. Ik eet meestal niet voldoende. Ik rook. Bij voorkeur sloop ik iedere persoonlijke atoom. Ik hou niet van heel, ik hou meer van gebroken.
Iemand glimlacht naar me terwijl ik – van de wereld gescheiden door een koptelefoon – door de Leidse loop. Er staan rode laarzen in de etalage. Als ik zou willen zou ik ze kunnen kopen.
Losse eindjes
‘Hoe oud ben je nou?’
‘Dertig’ zeg ik en jij knikt.
Ik vraag: ‘Hoe oud is nou jouw zoon?’
Er valt een stilte. Ik zoek, jij zoekt; woorden, waarheden, dat wat gezegd kan worden - nu nog, na al die jaren.
28 januari 2007
Wat zeker is
- de dijk over het water, de treden van een trap -
wat aan een tafel is getekend, uitgerekend, grondig is doordacht
daarvan vraag ik me nooit af
of het misschien niet kloppend, nét te zwak…
dan de wind, die soms ineens haar krachten toont
het water dat wispelturig om zich heen kan slaan
of in ontelbare hoeveelheden uit de lucht kan stromen
ik adem
zonder dat ik daarvoor zelf iets hoef te doen
wat wij niet hebben gemaakt
er al jaren voor ons was en jaren na ons
nog altijd zal bestaan
daarvoor, alleen daarvoor ben ik bang
02 januari 2007
Opgeruimd en fris
De laatste weken van het jaar ruim ik stapels papieren op. Ik haal kasten leeg en deel ze, naar nieuw inzicht, in. Het laatste restje wijn, de laatste beetjes meel en suiker, ik maak het op. Ik behandel alle post. Het oud papier staat, naast het weg te brengen glas, te wachten in de gang. De enveloppen liggen klaar op tafel.
Zelfs een opgeruimd begin heb ik niet in de hand. Twee dagen voor de jaarwisseling zijn alle afvalbakken afgesloten en is de brievenbus dichtgeplakt. Een nieuwe klus komt binnen en leidt de aandacht van het opnieuw beginnen af. En dan ineens is het 31 december middernacht. De vuurpijlen knallen.
Ik herinner het me weer. Er is niet echt iets anders. Er is niet echt een nieuw begin. Voor het eerst in dagen slaap ik rustig. Ik hoef niet te beginnen. Ik zit er midden in.