15 december 2008

anders

vroeger zweeg ik
vandaag begin ik soms zomaar te praten
zonder te weten waarheen het gaat

sommigen noemen dat vooruitgang
anderen ondoordacht

ik weet het niet, ik verlang
alleen nog maar naar iets dat niet verandert

dit is de goede kant:
verlangen kan alleen naar dat wat je al kent
wat al bestaat
en wat je dus kunt raken

dit is de goede kant:
ik ken het al
ik ken het al
ik ken het al

ik ben niet bang

27 november 2008

crisis


Mijn laatste zakgeld’, zeg ik en stort een grote hoeveelheid kleingeld op de toonbank. De kassier glimlacht.
‘Dan, mevrouw, heeft u meer dan velen. Sommigen van ons hebben niet eens een portemonnee.’ Ik knik en laat mijzelf nog even in de waan: dit is mijn laatste geld en ik besteed het aan een boek. De romantiek ervan is even aantrekkelijk als die van de kredietcrisis, die de belofte van een sober leven in zich draagt; het einde van een tijdperk van overbodigheid. Geen yoghurt in zakjes meer, niet langer meer dan 2.3 computer per persoon. Terug naar de essentie.

De kassier glimlacht niet langer. Hij heeft mijn laatste muntjes geteld. ‘Het is te weinig, mevrouw. Tien cent.’ Ik frons en kijk naar het lege muntenvakje van mijn lederen portemonnee.
‘Zou ik dan misschien kunnen pinnen?’

04 november 2008

de trompettist

Zijn ogen zijn gesloten. De zaal is stil, de sfeer gespannen en aandachtig. Uit het niets vormt hij zijn eerste klanken. Hij blaast zijn adem door het instrument en vult de lucht die ons omringt met klank; zachtjes, kwetsbaar, eenzaam haast. De overgang van stilte naar geluid is zo subtiel dat hij haast onhoorbaar is. Wij luisteren, trekken zijn toon uit het koper en verdelen het. Allemaal een beetje, allemaal even veel.

Iemand laat een plastic bierglas uit zijn handen vallen. Het stuitert een paar keer op de harde vloer.

Er wordt gezucht, geschrokken, gesist. Niet door de trompettist. Hij speelt: nog steeds dezelfde toon, zo zacht dat zij alleen een stroom lijkt; voortgeperste lucht op een bepaalde hoogte. Hij opent één oog, trekt een wenkbrauw omhoog. Er is iets van een lach in zijn gezicht.

Dan doet hij zijn oog weer dicht. Hij ademt in. Hij speelt. Hij neem ons mee in de balans, die iemand zo weer kan verbreken.

nilspettermolvaer.no

22 oktober 2008

zo jong nog

Ze wiebelt met haar voet. Misschien is ze ongeduldig, of wacht ze op iets; een einde of een begin. Ze is al wat ouder. Ze doet me denken aan een tante; gekapt, opgemaakt, geparfurmeerd. De kleren netjes, ouwelijk, maar modieus. Met haar man, die een pijp rookt en niet met zijn voet wiebelt, geniet ze op een bankje van de laatste stralen van de zon. Ze kijken naar de mensen die passeren, net als ik.
Voor ons springt een kind over een betonnen plantenbak, van de ene naar de andere kant. Net als zijn vader hem waarschuwt, glijdt hij uit. Hij lacht. Bij het opstaan blijft zijn voet hangen en valt hij nog een keer. Hij lacht nog harder. Zijn vader schudt zijn hoofd.

'Je ziet het al als ze nog jong zijn, he?' zegt de tante tegen haar man. Hij knikt. 'Zó jong nog en je ziet het al. Dat kan niks worden later. Je ziet het zo: dat wordt niks.' De man zwijgt. Ik kijk opzij. Zij glimlacht.

'Drinken we een borrel?' Hij staat op, zij staat op, moeizaam. Ze is al wat ouder. Langzaam gaan ze samen, op weg naar het café.

13 oktober 2008

de baas

(Vooraf: In een analyse van mijn karakterstructuur las ik ooit: 'Heeft moeite met hiërarchie'. Ik heb dat nooit begrepen, totdat ik me realiseerde dat alles in mijn leven er op is ingericht dat hiërarchische situaties zich niet voordoen.)


[augustus '08]
'Ik verwacht hierover minimaal een tekstje op je Blog, Inge.'
'Ehm,' antwoordde ik. 'Okay.'

De autodeur slaat dicht. We toeteren, we zwaaien en weg zijn we. Terug naar huis, terug naar het leven dat ik zelf heb vormgegeven.

Ik ben een kattenmens, geen hondenmens. De verhouding baas-hond past mij niet, zeg ik altijd. Ik houd van katten, omdat ze hun eigen zin doen. Ik hoef ze niet te zeggen wat ze moeten. Ze regelen het zelf en hebben daarbij schijt aan mij.

Toch deed het zich deze zomer voor dat ik met een hond aan de lijn door een Frans dorpje liep. Ik had nog twee mensen bij me. Of eigenlijk liep ik met hen mee. Ook zij hadden beiden een hond aan de lijn. Ik raakte hen voortdurend kwijt. Zij praatten met elkaar, terwijl hun honden hen volgden. Ik bleef achter, omdat 'mijn' hond aan een lantarenpaal moest snuffelen, toch nog even terug wilde, toch liever even stilstond bij zeer speciaal plekje op straat.

Ik werd geroepen:
'Inge, kom je?'
'Ja!' riep ik terug. 'We komen, zo, wacht nog even!'

Na wat getrek en gesmeek sloten ik en mijn hond aan. M. (de echte baas van mijn hond) keek mij streng in de ogen.
'Inge' zei ze. Ik kwispelde. 'Zo werkt het niet.' Ik boog mijn hoofd. 'Het is niet: WE komen zo. JIJ komt. JIJ wandelt. JIJ bepaalt de weg. De hond volgt. Het is duidelijk dat je nog veel moet leren. Maar het is heel eenvoudig: JIJ bent de baas. Is dat duidelijk?' Ik knikte.

'Ga je mee?', vroeg ik aan mijn hond, maar herstelde me onmiddellijk. 'Ik bedoel: ik ben de baas, hond. Kom, we gaan.' Ik trok aan de lijn. De hond volgde.
Vele lantarenpalen, spannende hoekjes en lekkere geurtjes later was het gedaan. De hond schurkte zich in een hoek van de keuken, ik zeeg neer in een stoel.

Het is nu weken later. Nog steeds herinner ik mij het afscheid, enkele dagen daarna. Met smekende blik (neem mij mee, jij begrijpt mij tenminste) keek 'mijn' hond toe hoe wij onze spullen in de auto pakten. We grapten nog wat over de baas zijn en over je heen laten lopen. Ik lachte en stapte in. De autodeur sloeg dicht. De hond blafde. M. zei: 'af'. Hij zweeg. We toeterden, we zwaaiden en weg waren we.

Het begrip hiërarchie is in een nieuw daglicht komen te staan.
Ik schrijf een stukje voor mijn Blog.
Ik ben de baas.
Ik ben de baas.
En braaf.

12 oktober 2008

vandaag anders

Ik ken mijzelf niet terug', zeg ik tegen een vriend. 'Ik ben gesloten. Of nee, dat is niet waar. Ik gedráág me zo, maar ben het niet. Het is alleen dat dingen steeds veranderen en dat ik soms graag vast zou houden aan hoe het was toen ik het even snapte.' Hij knikt.

Tegen jou zwijg ik. Of nee, dat is niet waar. Tegen jou weet ik ineens niets meer te zeggen. De dingen zijn veranderd.

'Het leven heeft grote en kleine kanten; wilde rivieren en opgedroogde stroompjes, hoge bergen en - nu ja, je snapt het wel.' Hij knikt. We drinken wijn en moeten eigenlijk ergens anders zijn. Maar het is goed zo. We praten wat en wachten tot we het weer snappen: dat wat veranderde, dat wat gelijk gebleven is.

Wanneer ik 's nachts in bed lig, de treinen voorbijgaan en ik niet slapen kan, denk ik: 'Niet tegen ons. Tegen ons kan de verandering zich niet keren. Wij houden zelfs dat wat verandert vast.' En dan is er een nieuwe dag. Wat zeker is stapelt zich op, wat we niet weten breekt.

'Hoe gaat het?' vraag je.
'Goed', zeg ik.

In stilte lopen we; tussen twee meren, over een geplaveide weg.
Hier houd ik van, zeg ik.
Jij knikt.

28 september 2008

gevonden in de brievenbus



NB: op de achterzijde staat: van Lo. Ik ken geen Lo.

19 september 2008

lemuur

'Inge, Inge, ik moet zo lesgeven. Ik wilde beginnen met Toon* (Tellegen, red.) Dat kan toch?' Ik glimlach. Dit gesprek hebben we al twee keer eerder gevoerd.
'Tuurlijk Dus. Leuk.'
'Maar', zegt Dustin. Ik loop alvast naar mijn computer en typ in: lemuur. '...what the fuck, is ook al weer een lemuur? Ik weet zeker dat ze dat gaan vragen'. We lachen. 'Wie verzint dat, Inge? Lemuur. Dat is toch geen naam?'

Jaren later loop ik door Artis. Er is een heel nieuw stuk gemaakt, waar een aapachtige zich vrij tussen het publiek beweegt.
'Wat is het?' vraag ik aan mijn zus.
'Ik weet het niet zeker', zegt ze, 'maar volgens mij is dit een lemuur.'
De lemuur is los.

Dustin is op reis, al jaren. Hij heeft zijn hart verloren aan het Oosten. Heel soms nog zie ik hem. Dan wandelen we door onze stad en praten.

Toon Tellegen: Ze sliepen nog, Querido

06 augustus 2008

Fijn

'Wacht even', zegt ze. 'Mijn mobiel gaat af.' Haar man en kinderen gaan vast door, glibberend over de keien, door de rivier.
'Nee, we zitten in Zuid-Frankrijk, nu. Over twee dagen reizen we door.' Ze bukt en haalt een steentje uit haar sandaal. 'Jaaah, wel lekker hoor. Een beetje heet, maar we gaan zo zwemmen. En jij?' Ze staart in de verte, waar juist de slangenarend langs de bergwand naar beneden duikt.
Een paar meter van haar vandaan levert haar man een strijd tegen de aardse krachten. Het water slaat tegen de beentjes van de kinderen. Eén valt er, de ander hangt aan papa's scheen. Hij kijkt om en roept zijn vrouw, maar de stroom en de wind sturen zijn stem naar de verkeerde kant.
'Oh leuk' zegt zij door de telefoon. 'Gezellig. Ja, fijn.' en pulkt aan een korstje op haar knie.

02 augustus 2008

Blauw

De motor beweegt hevig heen en weer terwijl M. probeert hem te starten. De monteur kijkt mij aan en lacht.
'Hij start!' zeg ik, maar hij begrijpt me niet en schudt zijn hoofd.
'Non non, pas bon' zegt hij.'Kaput'. Hij gebaart dat M. moet stoppen. M. stapt uit en kijkt ons vragend aan.
'Hij startte.' zegt hij.
'Ja.' zeg ik. 'Maar ik geloof niet dat het goed is.' Weer lacht de monteur. Hij mist twee hoektanden.
'Kaput', zegt hij nog een keer. 'You take it to the shredder. Kaput. C'est ca. Pas possible de reparer.'
'Hé?' zegt M.
Ik kijk naar het blauwe gordijntje van onze camperbus, dat in de haast op de snelweg van Lyon naar Avignon tussen de schuifdeur is gekomen. Het is gescheurd.

28 juni 2008

ter nagedachtenis

2000
Ik zit op het muurtje voor de ingang van de school. De zon brandt op mijn schouders. Moe ben ik. En boos. Het gaat niet zoals het zou moeten gaan. Mensen doen niet wat ze zouden moeten doen. Er gaan dingen kapot.

Frederice komt aangelopen. Langzaam, een beetje moeizaam, als altijd.
'Hoe gaat het?' vraagt ze. Ik haal mijn schouders op.

'Weet je, Inge', zegt ze. 'Er klopt niets van de wereld. Niets.' Ik kijk haar aan. Ze glimlacht en zwijgt, precies lang genoeg om mij de kramp in mijn maag te laten voelen. 'Maar op een bepaalde manier', gaat ze verder, 'klopt het toch.
Altijd.'

Even zitten we samen, op het muurtje, voor de ingang. Dan staat ze op en gaat naar binnen. Tree voor tree het trappetje op.

op 25 juni 's morgens vroeg overleed Frederice van Faassen.
Op een bepaalde manier zal het toch kloppen, als altijd.

27 juni 2008

Frederice blijft bovenaan staan, voorlopig nog even.
zij was en blijft een bijzondere vrouw, die duurzaam invloed heeft op het leven van mij en vele anderen.


ergens regent het
druppels vallen in plassen
stroompjes slaan door regenpijpen
tonnen stromen over

alles verplaatst
ergens

ik zit op een kamer
er is een jaar, een tijdperk
er is weer wat voorbij

23 mei 2008

Lang geleden

‘Ik kom je alleen even een zoen geven’, zeg ik.
Je staat tussen de mensen. Je praat.
‘Heeee!’ roep je als je me herkent. ‘Je bent er!’
Ik ben er.

‘Ik heb verder niet zo veel te zeggen’, zeg ik.
‘Nee?’ vraag je.
Iemand tikt je op de schouder. Je draait je om.
Je hand blijft liggen op mijn arm. Zachtjes knijp je.

05 mei 2008

5 mei

We vieren onze vrijheid met een spectaculair vuurwerk. Wij hebben ons verzameld rondom de vijver. Vanaf één kant wordt de een na de andere pijl afgeschoten.
Als de eerste knal klinkt vliegen de eenden, die al verstoord werden door het vele publiek op dit late tijdstip, snaterend op. Tijdens de volgende pijl, die schril fluitend de lucht in gaat, rennen twee meerkoeten over het water, niet wetend waarheen.
Minuten later, wanneer het knallen even gestaakt is, hoor ik vanuit de plas een hoog gepiep. Ik tuur over het oppervlak. Drie gele kuikentjes zwemmen paniekerig rond, alleen. Zij kunnen rennen noch vliegen. Ik kan niet meer naar het vuurwerk kijken. Ik zie alleen de kuikentjes, die bescherming zoeken in het grote, platte vlak.

De mensen om mij heen zijn aangeschoten, dronken soms. De rook van sigaretten mengt zich met de dampen van het kruit.

23 april 2008

Bijlmer

'Ik kan er wel om janken', zegt B.
'In de auto, op weg naar huis, denk ik alleen aan haar.'

B. spreekt over het meisje in haar klas. Alleen gezet, voorin, vlak bij het bord. Ze maakt altijd problemen. ADHD, autistisch, laag sociaal milieu, instabiele situatie, wie zal het zeggen? Allerlei mensen zeggen er iets over. De meester van groep 7b, de schoolmaatschappelijk werkster, de bouwcoordinator. B. geeft alleen maar een eenmalig kunstproject in de klas.

'Ze heeft een uur lang zitten schilderen, alleen', zegt ze en laat me het werk van het meisje zien. Het onderscheidt zich van de andere schilderijen. De kleuren zijn subtieler, er is een compositie, er is contrast. 'Wat moet ik doen? Ik zou er zo graag iets over zeggen, tegen al die mensen.' B. kijkt me aan.

Ik weet het niet. Wat doe je voor een meisje dat in de hoek is gezet, omdat ze zich steeds maar niet gedraagt? 'Wat zou je willen zeggen?' vraag ik.
'Dat ze er iets mee moeten doen.'

Ze moeten iets doen.

'Je hebt haar laten schilderen', zeg ik.
B. kijkt naar de grond en knikt.

beroepskunstenaarsindeklas.nl

18 april 2008

gevonden

lief
het is niet waar
het is niet waar

niet dat vrijdag tot vrijdag drie weken duurt
niet dat bettie (voorlopig) niet
-wacht ik moet NU een een glas wijn inschenken-
niet dat ik morgen les moet geven

het is niet waar
niets is waar

nou ja,
dat jij een pony hebt misschien dan, met twee of met vier poten?
en dat je een voorstelling reserveert
dat is dan, vooruit, wel even waar
en dat je me mist - ja ok
maar verder: nee dat is niet waar

het is ALLE dagen vrijdag
-dat had ik je toch al uitgelegd dacht ik?-
en wij zijn zo stom om dat steeds te vergeten

soms
zou ik willen dat de wereld zo klein was als jij en ik samen
in alle onrust die wij samen kunnen hebben zou het zo rustig zijn

09 april 2008

samen

's Avonds laat een station. De paar wachtenden verzamelen zich op het midden van een lang perron. Een jongen en een meisje lopen bellend heen en weer. De anderen zitten op bankjes en volgen hun bewegingen; van elkaar af, naar elkaar toe, een boogje, een bochtje, een kleine pauze.
Hun stemmen klinken door elkaar. De avonden zijn nog koud. Ik trek mijn sjaal dichter om mijn hals en zet mijn kraag omhoog. De jongen en het meisje naderen elkaar opnieuw, steeds dichterbij. Ze kijken elkaar aan, terwijl ze beiden blijven praten.
'Ja' zegt zij.
'Je wilt dus liever volgende week op woensdag?' vraagt hij. Een decimeter ruimte scheidt hen nog.
'Ik weet het niet precies', zegt zij.
'Ik snap het', antwoordt hij.

Hun ogen zijn op elkaar gericht. Hij knikt. Zij gaat op haar tenen staan en leunt voorover, hun lichamen tegen elkaar. Wij zitten op de bankjes en wij kijken.

08 april 2008

kort

Regelmatig vraag ik mij af welk deel van mijn lessen nu werkelijk over schrijven gaat.

Ik maan mijn cursisten tot korte teksten: focus, inzoomen, selecteren. Eén van hen leest haar tekst voor. Wij luisteren. Vijf regels zijn het. Als ze klaar is valt er een korte stilte.
'Mag 'ie nog een keer', vraag ik. 'Hij is zó kort...' Ze kijkt me aan. Ik glimlach.
'Kreng', zegt ze en leest haar zinnen nog een keer.
Bij haar 'kreng' lachen de anderen en ik haal adem. Voor vandaag is de les geslaagd.

25 maart 2008

Eten

Ze heeft haar hele leven al van die rare opwellingen met eten.

Het onvermijdelijke vindt plaats: de paastafel van mijn ouders. Mijn vriendje. Hij kijkt verwachtingsvol naar haar.

Ze was een jaar of acht en kwam uit school. Diep beledigd zei ze, toen ze de fruitschaal leeg aantrof: 'Je wéét toch dat ik niet zonder appels kan!'


Ik zucht en denk aan de grote, rode glosters die mijn moeder vanuit de boomgaard tegenover ons huis meenam. Dit is alles. Appels en misdeeldheid. Ik was acht. Mijn vriendje lacht.

14 maart 2008

Niet [2]

als dit de mensen zijn
en ik

niet te fysiek

de mensen: niet
aanraken
niet de handen
niet de armen
niet de huid

er zijn, zeg ik
en mij direct onttrekken
aan dit, het samenzijn
aan mij

hoe kan ik hier staan?
het ademen
het wachten het lachen

misschien een blik
denk ik
niet te lang
en zeker niet
te lief

09 maart 2008

Aan tafel

ik aan de ene kant
en jij

hoe wij ons
zonder oren
zonder ogen
nog begrijpen

ben je moe?
je knikt maar ik
ik wil nog wel wat blijven

tussen de mensen
die hier om ons en door ons
samen zijn

dit is wat wij hebben voortgebracht
wie had dat ooit – jij lacht

ben je niet moe?
je hebt gelijk
het is alleen nog maar de tafel
die ons scheidt
vol met lege flessen en bijna lege glazen
rode wijn

08 maart 2008

Of eerder nog

hoe ik het blijf proberen

wat nog niet is
moet komen en daarna meteen:
kapot

en zo de dagen
zo de weken
zo mijn hele leven door

ikzelf: ik moet er nog
en dan daarna meteen: kapot
of eerder nog

07 maart 2008

Niet

ik dwing mijzelf
niet, niet doen
citeer ik nu
mijzelf?

niet, niet doen
de dagen gaan gewoon voorbij
de dingen gebeuren en

het gaat

de namen gaan het hoofd in
de mensen komen
en: voorbij

ook ik
niet niet
niet doen

ik ben het niet
ik ben alleen
maar niet
ik ben

alleen

11 februari 2008

waas

de wereld is er niet
zeg je
om jou compleet te maken

hoe kón ik het vergeten

en ja
daar gaan we weer
de deuren dicht en achter mij op slot

jij bent een peuteraar
zeg je geen breker
en misschien zeg je:
er is iets dat je niet wilt zien

jouw slag mensen zeg je nog
en ja
de lichten uit de zonnebrillen op

31 januari 2008

weer en anders


zoals het terugkomt
zo is het iedere keer

anders
maar hetzelfde
dezelfde ik
een ander mens

nu is het februari
moet ik daarom schrijven?

de kunst is de kunst
altijd even ongedefinieerd
en ik

(als ik in de ene rol nu glimlach
en in de andere nu knik?

de één is een ander
antwoord
dan)

05 januari 2008

ongemerkt

gedachte één: heb ik het goed gedaan?
gedachte twee: wat waar is
is in mij

wat ik denk is feitelijk
niets anders dan
wat voorbij komt
en mij weer verlaat

oerwoud of bos
bos of oerwoud

het lawaai van de stilte
op het moment dat ik
ongemerkt
niet denk is overweldigend
zolang ik het mij niet besef

zul je bij me zijn wanneer ik er
niet ben en dus
het meest bij mij

zul je er zijn?

03 januari 2008

Nieuw

Normaal begint dat wat nieuw is in mij, zachtjes en verborgen.
Langzaam ontdek ik het dan zelf. Soms, heel soms ziet iemand anders het.

Nu deel ik het nieuwe met de hele wereld, ineens is het van iedereen. En ik zal het weten. Gezoend en gewenst moet er worden: het beste, het lekkerste, het mooist en het meest. Meer dan wanneer niemand ziet dat er in mij iets is veranderd voel ik mij alleen.