25 maart 2008

Eten

Ze heeft haar hele leven al van die rare opwellingen met eten.

Het onvermijdelijke vindt plaats: de paastafel van mijn ouders. Mijn vriendje. Hij kijkt verwachtingsvol naar haar.

Ze was een jaar of acht en kwam uit school. Diep beledigd zei ze, toen ze de fruitschaal leeg aantrof: 'Je wéét toch dat ik niet zonder appels kan!'


Ik zucht en denk aan de grote, rode glosters die mijn moeder vanuit de boomgaard tegenover ons huis meenam. Dit is alles. Appels en misdeeldheid. Ik was acht. Mijn vriendje lacht.

14 maart 2008

Niet [2]

als dit de mensen zijn
en ik

niet te fysiek

de mensen: niet
aanraken
niet de handen
niet de armen
niet de huid

er zijn, zeg ik
en mij direct onttrekken
aan dit, het samenzijn
aan mij

hoe kan ik hier staan?
het ademen
het wachten het lachen

misschien een blik
denk ik
niet te lang
en zeker niet
te lief

09 maart 2008

Aan tafel

ik aan de ene kant
en jij

hoe wij ons
zonder oren
zonder ogen
nog begrijpen

ben je moe?
je knikt maar ik
ik wil nog wel wat blijven

tussen de mensen
die hier om ons en door ons
samen zijn

dit is wat wij hebben voortgebracht
wie had dat ooit – jij lacht

ben je niet moe?
je hebt gelijk
het is alleen nog maar de tafel
die ons scheidt
vol met lege flessen en bijna lege glazen
rode wijn

08 maart 2008

Of eerder nog

hoe ik het blijf proberen

wat nog niet is
moet komen en daarna meteen:
kapot

en zo de dagen
zo de weken
zo mijn hele leven door

ikzelf: ik moet er nog
en dan daarna meteen: kapot
of eerder nog

07 maart 2008

Niet

ik dwing mijzelf
niet, niet doen
citeer ik nu
mijzelf?

niet, niet doen
de dagen gaan gewoon voorbij
de dingen gebeuren en

het gaat

de namen gaan het hoofd in
de mensen komen
en: voorbij

ook ik
niet niet
niet doen

ik ben het niet
ik ben alleen
maar niet
ik ben

alleen