25 februari 2009

[ - ]

een zucht ontstaat
en lang voordat ik haar bevat
is ze ontsnapt

bij het laatste lantarenlicht
dempt het verlangen
niet alleen het weten
maar ook

het einde van de nacht

10 februari 2009

dinsdag

Hij speelt al minutenlang met zijn potlood. De titel heeft hij opgeschreven. Toen uitgegumd. Toen weer opgeschreven. En weer uitgegumd. De letters zijn in het papier gedrukt, een randje van het papier is gescheurd.

De kinderen aan zijn tafel zijn diep over hun papieren gebogen. Ze schrijven een Verhaal. Hij weet niks, zegt hij.
‘Waar gaat de jouwe over?’ vraagt hij als zijn tafelgenoot even opkijkt. Er volgt een schouderophalen. Geen tijd voor antwoorden. Hij gooit zijn gum in het midden van de tafel. Niemand reageert. Hij kijkt om zich heen en vangt de blik van de juf. Ze kijkt streng. Hij buigt zijn hoofd over zijn papier, als de anderen, maar hij kan aan niets anders denken dan de letters, hoe de j, hoe de g. Hij kan geen Verhaal, hij weet niet de juiste tekens.
‘Als je klaar bent met je Verhaal, dan mag je er een tekening van maken’, zegt de juf. Het is stil in de klas, iedereen is aan het werk. Hij draait zijn blaadje om. Hij zet een lijn. Hij gumt hem uit. Hij zet een nieuwe lijn en gumt hem uit. Normaal kan hij goed tekenen. Maar hij weet het niet, vandaag. Hij kan geen verhaal.

‘Zijn jullie al bijna klaar?’ De juf loopt langs. Naast zijn tafel blijft ze staan. ‘Draai je blaadje eens om?’ vraagt ze. Hij schudt zijn hoofd. Zij buigt voorover, pakt zijn blaadje en steekt het in de lucht. Het is gekreukt door het vele gummen. De anderen kijken op.
‘Niks?’ vraagt ze? Hij kijkt haar aan. ‘Heb je helemaal niets opgeschreven?’ Ze schudt haar hoofd.

Ze lezen hun verhalen voor. Hij wipt op zijn stoel.
‘Niet wippen!’ zegt de juf. Hij luistert en lacht hard om iets dat eigenlijk niet grappig is. Ze kijkt hem aan. Lang. Nog langer. Hij zet de vier poten van zijn stoel op de grond en wacht. ‘Wie niets geschreven heeft’, zegt ze, ‘heeft geen enkel recht om over een ander te lachen.’ Hij kijkt naar de grond.

Morgen is het woensdag. Morgen maar een halve dag.

08 februari 2009

verplaatst

Weggeven is fijner dan weggooien, maar wat er nu nog in ons atelier staat is al oud en ooit ook door ons gekregen. ‘Wie wil dit nog?’ denken we bij haast alles dat door onze handen gaat.

Binnen het uur zijn de 15 jaar oude Ikea slaapbank, de eerste zelfgekochte eetset van mijn ouders, een stoeltje dat ik ooit bij de tweedehands winkel kocht en een van de twee bureaus vergeven. Even later zetten we een doos gekopieerde cd’s in de gedeelde keuken neer. Na 5 minuten is hij leeg. Onze roestige maar geliefde prullenbak, de zitzak, een emmer, onze borden, ons bestek, alles gaat moeiteloos weg. We worden er giechelig van. Nog even en we hoeven niet eens meer naar de stort.

Terwijl we het vloerkleed dat we echt niemand meer aan durven bieden oprollen, komt de jongen die een van onze computers meenam (‘ja, hij kan op internet, maar daar is ook alles mee gezegd’), nog even langs.
‘Hij doet het prima hoor’, zegt hij.
‘Fijn’ zeggen wij. We willen al weer verder rollen. De ruimte is leeg, er is niets dat ons nog langer hier houdt, maar hij is nog niet klaar.
‘Ik ben er echt blij mee…’. De zin klinkt alsof er nog iets op gaat volgen. Wij glimlachen en wachten rustig af. Hij laat een stilte vallen.

‘... en er staan ook zulke prachtige gedichten op’ zegt hij dan.
Wij kijken elkaar aan.

‘Zal ik ze anders nog voor jullie printen?’ vraagt hij. Wij lachen.
‘Dat is niet nodig, antwoorden we en we rapen nog een propje op.
'Ik ben ook een dichter' zegt hij nog.

Wij knikken. Het kleed is opgerold. We moeten gaan.

01 februari 2009

[ - ]

een student zegt: ‘Ik denk vaak: Ze krijgen me nog wel door. Ik val nog wel door de mand. Ze komen er nog wel achter dat ik het helemaal niet kan.’

Ik knik. Begrijpend.
Ik ben nu de oudere, de wijzere, de meer stabiele. Ik ben deze fase al voorbij.


Vroeger dacht ik:
ouder worden is zekerder, rustiger zijn.

Nu denk ik:
ouder worden is hooguit beter kunnen doen alsof.