29 juni 2009

Schiphol

‘Verkoopt u ook de Hollands Diep?’ De caissière kijkt vertwijfelt om zich heen.
‘Ehm…’ Naar haar collega achter in de winkel roept ze: ‘Nina, hebben wij ook de Hollands Diep?’
‘Ja! Hier!’ hoor ik van achter me. ‘Hier ligt hij!’ Een andere klant houdt het tijdschrift in de lucht en zwaait naar me. Ik loop naar hem toe, haal een tijdschrift van de stapel en bedank hem. Pas dan zie ik dat het Kees van Kooten is. Samen lopen we naar de kassa om af te rekenen.
‘Staat u er in?’ vraag ik hem.
‘Jaja.’ Hij betaalt en draait zich dan naar me om. ‘Maar ‘t is wel een lang stuk, hoor.’
‘Oh lekker’, zeg ik. ‘daar houd ik van.’ Hij kijkt me aan.
‘Ze hebben het alleen niet gedaan zoals ik wilde’, zegt hij. Dat vind ik dan zo vervelend. Kijk.’ Hij slaat het blad open en laat me zijn artikel zien. ‘Het gaat over een Frans tijdschrift, al meer dan 60 jaar oud. Maar kijk, dan drukken ze hier wel de voorkant af, maar hier…’ Voordat ik de kans krijg om de prachtige oude voorkant te bekijken slaat hij de pagina om, ‘…doen ze dan helemaal niets mee.’ Hij toont me twee pagina’s met vier volle kolommen, inderdaad niet al te aantrekkelijk vormgegeven. ‘Dat snap je toch niet? Ik had allemaal prachtig beeld meegeleverd.’

‘Maar goed.’ Hij slaat het tijdschrift dicht en kijkt mij nog even aan. Zijn ogen glimmen. ‘Tóch veel leesplezier.’ Zegt hij. Hij steekt het tijdschrift onder zijn arm en loopt weg. Bij de uitgang steekt hij zijn hand op en zwaait nog eens naar mij. ‘Dag! Goede reis!’
‘Dag!’ roep ik en reken af.

28 juni 2009

verder anders

Nog even zien we elkaar, allemaal bij oma. ‘Dag, daag!’ zeggen we dan. ‘Tot snel!’ en ‘Heb het goed!’ Weggaan vind ik altijd raar. Een vreemde leegte ligt voor je, één waar je ook jezelf niet helemaal ingetekend krijgt. Als de ruimte om mijn heen onbekend is, hoe zie ik er dan eigenlijk uit?
Met een licht onbestemd gevoel neem ik afscheid van mijn familie. We doen alsof het niets is. Gewoon, vakantie, maar zelfs zij zien er al anders uit, nu ik al in de leemte tussen twee werelden verkeer.

Ik wil op mijn vouwfiets stappen, op weg naar de trein, op weg naar een vliegtuig, op weg naar de onbekende wereld, waarin ik zelfs mijzelf niet ken.
Lekke band.
We rommelen nog wat met pompen. Het laatste stuk leg ik lopend af. De lucht dreigt.

In de trein, vlak voor Utrecht, spreekt een oudere dame mij aan.
‘Moet u ook naar Eindhoven?’ vraagt ze. Ik schud mijn hoofd. Ik ben nu bijna thuis, waar ik mijn belangrijkste spullen in een tas zal doen. ‘Oh’ zegt ze en kijkt om zich heen. De coupé is verder leeg.
‘Heeft u hulp nodig?’ vraag ik. Ze kijkt me aan en knikt. De treinen tussen Utrecht en Den Bosch rijden niet.
‘Ik weet niet hoe ik verder moet.’

Ze heeft een paarsgrijs permanent en een gitzwart hondje dat zenuwachtig om haar heen dartelt.
‘Ik help u wel, mevrouw’, zeg ik. Ik breng haar naar de bussen, help haar naar binnen en zet het hondje bij haar op schoot. Het beweegt druk in mijn armen en stinkt.
‘Ik weet niet wat ik zonder u zou moeten’ zegt zij. Ik glimlach en keer terug naar het station.

In de centrale hal klinkt een diepe ruis. De bui die al de hele dag op zich laat wachten is losgebarsten. Ik kijk omhoog naar het glazen dak, waar het water overheen stroomt. Even twijfel ik. Maar ach, waarschijnlijk is dit mijn laatste bui in lange tijd. Met mijn lekke fiets aan de hand loop ik door de Hollandse regen, langs de Utrechtse Singel, die donkergroen is en een natte warmte wasemt.

Straks als ik terugkom zal het regenen. Mijn band zal lek zijn en de treinen hebben vertraging. Maar iets zal er anders zijn. Ik overzie de leemte die nog voor mij ligt en van de schemering daarachter weet ik het zeker: niets zal anders zijn. En toch, als ik terugkom, is iets hier wezenlijk veranderd.

08 juni 2009

tussen de tekens

Hoofdpijn krijg ik van het roze dat hier overheerst. De jongen achter de balie tuurt naar mijn rekeningen.
‘Tja, je belt weinig. Maar die sms-jes, hé.’ Ik knik. Ik haat bellen. Hoe korter de mededeling, hoe beter. Je kunt veel zeggen in 160 tekens.

Hij typt wat en vraagt: ‘Ga je nog op vakantie?’
Ik glimlach. ‘Twee maanden Curaçao.’ (20 tekens.)
‘Toe maar. Alleen?’
Ik knik. (0 tekens.)

Hij wil een hoop van me weten. Meer dan nodig is voor een nieuw contract. We praten over kunst en geld verdienen (heel veel tekens.) Hij kijkt me maar af en toe aan, meestal tuurt hij naar zijn scherm. Ik vraag me af wat daar allemaal te lezen is. Als hij opkijkt glimlacht hij.
‘Dus totdat je weggaat heb je het druk?’
Ik zucht. ‘Heel’ (4.)
Hij geeft me mijn telefoon terug en mijn nieuwe contract.
‘Jammer’, zegt hij.

Ik kijk hem vragend aan.
Hij zwijgt. (0.)

‘Dank je’, zeg ik. (7)
Bij de deur wensen drie meisjes in roze T-shirts mij een fijne dag.