28 september 2009

stiekem

‘Het is net religie’, zeg je. Je ogen glanzen. Ik knik. Ook ik durf het bijna niet te zeggen. ‘Maar,’ zeg je. Je schouders zijn een beetje kromgetrokken, je hoofd neigt naar de grond. ‘Het is zo moeilijk.’ Ik knik.

‘Kijk, morgen’, zeg je. ‘Morgen ga ik met zo’n smile naar mijn werk.’ Je wijst naar de breedte van je glimlach. Ik zie vooral de blos op je wangen. Je ziet er uit alsof je net nog buiten speelde, je hoofd nog diep verzonken in het spel. Maar je voeten staan al binnen in de hal, waar het warm is. De glazen van je bril beslaan.

‘Maar aan het einde van de dag,’ ga je verder. ‘Aan het einde van de dag is alles weg.’ Verwachtingsvol kijk je me aan. Misschien hoop je op iets; een oplossing, de juiste spreuk. Ik kan alleen maar glimlachen. Je haar zit door de war.

‘Ik heb het ook.’ Dat zou ik je wel willen zeggen.
‘Ik heb hetzelfde. Alleen ik heb lenzen.’

27 september 2009

geïntegreerd

Bijna altijd lees ik het Wijknieuws – het gekopieerde A-4tje dat op onregelmatige basis in mijn brievenbus verschijnt. Meer uit plichtsbesef dan uit interesse, dat moet ik bekennen. Ik druk mij jaarlijks al voor de buurtrommelmarkt, de buurtbarbecue en de ‘maak samen de wijk winter- of zomerklaar acties’. Me laten informeren over wat er speelt is het minste, vind ik.

Deze keer betreft het een helder stukje communicatie: geen gezellige nieuwtjes of aankondigingen van de naderende Sinterklaasmiddag, maar de officiële terugkoppeling van de Wijkschouw (wat op mij een nogal morbide indruk maakt, maar een wandeling blijkt te zijn met enkele buurtbewoners, een vertegenwoordiger van het Wijkbureau, een vertegenwoordiger van Stadswerken, een vertegenwoordiger van Stadsontwikkeling en een vertegenwoordiger van de woningbouwvereniging).

Ik woon al jaren in mijn buurtje en heb nooit ergens last van. Deze editie van het Wijknieuws doet mij echter beseffen dat ik niet echt goed geïntegreerd ben. Er gebeurt hier van alles waar ik mij grote zorgen over zou moeten maken.

De zandbak bijvoorbeeld, die vorig jaar op verzoek van de buurt is geplaatst, blijkt als kattenbak te functioneren. De vertegenwoordigers antwoorden hierop dat de zandbak verwijderd moet worden indien deze niet goed onderhouden wordt. Het zand uit de zandbak verstopt bovendien de putten op het pleintje. Stadswerken stelt dat dit probleem over zou zijn wanneer de zandbak verwijderd wordt. De wortels van de lindes op het pleintje maken de stoep onregelmatig. Stadsontwikkeling zegt toe uit te zoeken wanneer er opnieuw bestraat kan worden. Maar ook ontbreekt een boomspiegel, omdat de bomen het zo goed doen dat er te weinig licht op de grond valt. De woningbouwvereniging geeft aan dat er snoeigeld kan worden opgevraagd uit het leefbaarheidsbudget van het Wijkbureau.

Ik prijs mij gelukkig met zo’n welwillende gemeente, die bovendien in staat is de zaken van verschillende kanten te belichten. Op een klacht van een van mijn buren over de tafeltennistafel, die ook voor andere dan de bedoelde doeleinden wordt gebruikt (seks), geeft een van de vertegenwoordigers als antwoord: De tafeltennis wordt verder ook door de jeugd goed gebruikt en zal dus blijven staan.
Er zijn losse voetbalpalen en kapotte lantarenpalen. Er is overlast van junks, dealers en ander tuig. Een van de stenen bloembakken is verschoven, de straatkolk (?) is verstopt, een putje steekt uit en de kleur van de boombeugels bevalt niet.

Wanneer ik alle vijf de kantjes met klachten en antwoorden gelezen heb, zoek ik de enveloppe terug waar dit verslag uit is gekomen. Het adres klopt. Deze brief is daadwerkelijk voor mij bestemd. Het gaat over mijn buurt.
Ik kijk uit mijn raam. De straat is verlaten. De kat van de buurvrouw trekt zijn achterpoot op een piest tegen een lantarenpaal die een gezellig schijnsel over de straatstenen schijnt.

Het is lang geleden dat ik gewandeld heb. Te lang, dat blijkt.