13 oktober 2011

perspectief

Vanuit mijn ooghoek keek ik al toe hoe zij haar appelbol en glas melk verorberde. Dames op leeftijd die alleen op een terras zitten hebben een bepaalde aantrekkingskracht op mij. En dan ook nog met een appelbol en een glas melk. Ik vermeed oogcontact, geen zin in een praatje. Dat mislukte. Nu probeer ik haar te verstaan, dwars door de diepe ruis heen van glas dat uit de glasbak in de vrachtwagen wordt gestort. Ze zegt iets over een doktersafspraak die niet doorging en dat ze nu vrijdag een nieuwe afspraak heeft. De tweede glasbak is leeg, nog één te gaan. Maar op vrijdag heeft ze haar 65 plus club en dan moet ze die afzeggen. En op maandag komt de woningbouwvereniging om de intercom te maken en dat is onhandig want ze verwacht iemand op donderdag en die kan ze er dan niet inlaten. Of ze moet buiten gaan staan wachten. Maar de woningbouw kan niet eerder. Ze hebben het daar vreselijk druk. Dat is moeilijk. Dat is een probleem.

Het valt stil. Alle glasbakken zijn leeg. Ze kijkt me aan. Dan lacht ze. ‘Ik zie veel problemen’, zegt ze. ‘Ik hoor het’, zeg ik. ‘Dat moet ik eigenlijk niet doen’, gaat ze verder. ‘Maar dat is moeilijk. Dat is een probleem.’ Ze giechelt.
Ze vertelt me over meer problemen: buskaarten, familieleden met autistische kinderen, de daklozen bij de kerk. Ik luister en knik af en toe. Schoonzussen die je niet op kunnen halen, verhuisvergoedingen, eetpatronen. Ik ben moe. Mijn ogen branden in hun kassen. De aankomende kou, sleutels, ingegroeide nagels en de aanschaf van nieuwe schoenen. Er is zo veel om je zorgen over te maken. De frons op haar voorhoofd wordt steeds dieper, de halve appelbol koud.

De keuzes die ik moet maken zakken langzaam weg. ‘Hoe heet je?’ vraag ik. Ze heet Loes. De najaarszon glijdt over haar gezicht. Ze neemt de laatste slok melk uit haar glas. Weer is het stil. Er is niks meer te zeggen, de problemen op.‘Fijn dat ik even met je kon praten’, zegt ze. Ze staat op en verlaat het terras.

11 oktober 2011

mamadag

In de maanden waarin mijn buik groeide schold ik hem uit als hij het woord in de mond nam: papadag.
‘Papadag, papadag, hoe haal je het in je hoofd! Je bént straks papa - vader, dat is niet iets wat je één dag in de week doet. Dat is altijd en dat gaat nooit meer over!’
‘Wat moet ik dan zeggen?’ vroeg hij voorzichtig. ‘Oppasdag?’
‘Oppasdag!?’ Mijn wangen werden er warm van. ‘Kom je soms oppassen op je eigen kind? Om daarna weer weg te kunnen?’
Hij zweeg en staarde naar het aquarium.
‘Ik wil het niet alleen doen’, zei ik na een tijdje. We keken allebei naar de grijze garnaal die van boven naar beneden door het water bewoog. ‘Ik ben bang om het allemaal alleen te moeten doen.’

‘Ga nou maar’, zei hij net. ‘Je had al een half uur weg kunnen zijn. Ga gewoon, het gaat heus wel goed.’ Hij trekt de baby uit mijn armen en geeft me een duw.
‘Wil je bij papa?’ vraag ik nog aan de baby, die rustig doorslaapt in zijn armen. Ik hoor het woord - papa. Ik neem het werkelijk in de mond, schaamteloos, gemeend. Hij is papa geworden. En de dag is aangebroken. Ik moet gaan.

Verloren loop ik langs de winkels. Ergens in mijn achterhoofd hoor ik nog de geluidjes die tegenwoordig mijn dagen vullen: huiltjes, schreeuwen, zuchtjes, gekreun. Ik kijk op mijn horloge. Nog zeker twee uur moet ik wegblijven om mijzelf serieus te kunnen nemen. Twee kopjes koffie. Twee rondjes door de stad. Mijn telefoon houd ik in mijn hand.

04 oktober 2011

loslaten

Als je net een kind op de wereld hebt gezet, krijg je nieuwe vrienden. De overbuurvrouw (iedere dag even zwaaien, daag buurvrouw), de postbode (hij heeft er zelf drie, en ze groeien zó hard) uitzending gemist (altijd wat je altijd nog eens en juist niet wilde zien), de koektrommel.
Welke zaken van belang zijn, dat is eenvoudig: houd bij het aantal poepluiers, het aantal plasluiers (belangrijker), de rechter of de linkerborst, de temperatuur. Wat ik graag had wíllen bijhouden is het aantal keer dat de volgende zinsneden tegen mij zijn uitgesproken:
1) geniet er van
2) wat een wonder
3) het gaat zó snel
Meestal worden alle drie de zinnen overigens door dezelfde persoon en redelijk vlak na elkaar uitgesproken:
‘Wat een wondertje, hè? Geniet er maar van, hoor. Het gaat zó snel.’ Ik hoor dan:
‘Grijp je kans, kind. Geniet er van. Geniet met volle teugen. Grijp wat je grijpen kunt. Neem alles in je op. Want voor je het weet heb je alles gemist, is het te laat, in de pubertijd, de deur uit, mislukt, dood.’
Hoe vaker het woord genieten gebezigd wordt, hoe minder ik weet wat het betekent. Genieten. Is dat de diepe scheur die ik in mijn borstkas voel wanneer ze zo hard huilt dat haar ribben er van trillen? Is het de steek in mijn tepel als ik haar aanleg en ze toehapt (welke idioot verzon die woorden?) Of juist de steek in mijn borst als ze er niet is en ik een ander kind hoor huilen? Of is het misschien dat wat ik zie als ik in de spiegel kijk: een grijze huid, donkere kringen, een paar kilo te veel, een gekromde rug? Of de ondoordringbare waas in mijn kop wanneer ik mij ’s nachts mijn bed uit sleur – nu al weer ik sliep toch net?

Maar een wonder is het, dat is waar. Bijna een etmaal hard werken en alles is anders. Alles. Ik kijk anders, ik denk anders, ik doe anders, ik voel anders. Ik herken die vrouw niet die ik in de spiegel zie. Ik ken die stem niet die ik hoor als ik het kind in slaap praat. Ik ken die liefde niet die mij – vanaf het eerste geluidje dat ze maakte – verscheurt. Wonderlijk.

De postbode kijkt mij - haast dagelijks - lief en een tikje bezorgd aan. ‘Gaat het goed?’ vraagt hij als ik teken voor ontvangst. Zou hij het zien? Zou hij weten dat ik zit te huilen achter Uitzending gemist? Hij brengt me wat ik op internet bestel (voedings-bh’s, een babygym,  kinderliedjes.) Hij weet in ieder geval niet dat ik de meeste pakjes de volgende dag al weer terugbreng naar het postkantoor. Wat ik probeer te kopen via internet, vind ik maar niet. Niet in de pakjes van die lieve postbode. Niet in de series die ik kijk. Niet in de koektrommel. Vervulling is niet te vinden. Vervulling is er, of zij is er niet. Net als loslaten iets is wat je niet kunt doen. Dat gebeurt. Of niet. Je neemt het leven zoals het is. Of niet.

Het leven roert zich in de hoek van de kamer. Ik til het op en kijk er naar. Het glimlacht.