22 november 2011

kots

Kan niemand de kaft zien? Sinds ik handboeken lees als: Alles over borstvoeding, Werkende moeders, Kind en carrière en Boeddisme voor moeders schaam ik mij een beetje om mijn boek open te slaan in de trein. Het oogt toch net even anders dan Anna Karenina of  Bonita Avenue.

Ik gniffel desondanks om de verhalen over mantelpakjes met babykotsvlekken, tassen vol rozijntjes, half opgemaakte ogen, haastige fietstochten, boze crèchejuffen en fileproblematiek. Mij zal dat niet gebeuren. Ik ben vanmorgen twee uur te vroeg opgestaan, kwam ruim op tijd aan op het juiste perron. Ik heb alles onder controle. De conducteur komt de coupé binnen en groet ons vrolijk. Ik grabbel het treinkaartje uit mijn tas en toon hem triomfantelijk mijn kortingskaart. Zie je wel, dat zeg ik toch, alles onder controle, het gaat allemaal goed. Hij fronst als hij naar mijn kaartje kijkt. Hij haalt zijn klokje uit zijn zak en kijkt er op. Dan kijkt hij me weer aan. Ik slik. Reizen voor negen uur. Geen korting. Vergeten. Ik glimlach onschuldig naar hem. Hij ziet het door de vingers. Ik straal het blijkbaar nog uit, dat zachte, lieflijke van net geboren moeder.

De dame tegenover me glimlacht vergevingsgezind naar me. Iets te lief. Iets te begripvol. Hallo, ik ga hier naar mijn werk hoor. Ik draai gewoon mee in deze harde wereld. Neem mij serieus! Ze knikt naar het boek dat ik ondersteboven (stom) op het tafeltje heb gelegd. Kind en carrière. Oh god, ze heeft me door.

Ik sla het boek dicht en stop het ver weg in mijn tas. Mijn oog valt op de naad van mijn truitje. Het label steekt uit. Label? Mijn ogen schieten langs mijn bovenkleding. Ja hoor, binnenste buiten. Twee uur te vroeg ben ik opgestaan!
Wanhopig controleer ik of er niet toch een luier uit mijn tas steekt, of ik niet naar babypoep ruik, of er echt niets anders is dat mijn radeloosheid, complete chaos, volledig asynchroon lopen met de rest van de wereld zichtbaar maakt. En kijk op. De overbuurvrouw glimlacht nog vergevingsgezinder. Ik sluit mijn ogen en laat mijn hoofd rusten tegen het koude raam.

08 november 2011

wie waarom


wie heeft mij in deze vorm gewrongen
alle holtes een voor een gevuld met dorst
met grof geweld mijn zijn verkleind tot honger
mijn wezen omgezet in bloed, in pis, in kots

het past me niet dit onbestemd verlangen
deze kramp, dit hoofd, dat lange slappe lijf
waarom moet wat oneindig is in tijd gevangen
en waarom ik waarom moet ik nu iemand zijn

maak het niet zachter, mooier, milder, troost me minder
gun mij het enige waaruit ik nu nog kan bestaan
laat mij mijn schreeuwen, janken, schokken, schijten, krampen
mijn woedend wezen laat het laat me gaan