Fris ziet ze er uit als ze binnenkomt. Krachtig ook, een
trotse jonge vrouw. Ze gaat zitten, zegt: ‘Hi’. Een tikje cynisme meen ik te
bespeuren. Cynisme op haar eigen verschijning? We weten alle twee dat we hier
niet voor de gezelligheid zitten.
Ze kijkt me kort aan, dan wendt ze haar blik af. Ik neem het
woord. De boodschap is een moeilijke. Toch reageert Yasha nauwelijks. Ze knikt.
Ze weet hoe het er voor staat.
‘Ok’ zegt ze, als er een stilte valt. Haar hoofd buigt iets
dieper. Ze aanvaardt de maatregelen. Ze accepteert wat ik zeg, als een straf.
‘Hoe komt het dat je steeds zo achter raakt?’ vraag ik. Yasha
zwijgt en haalt haar schouders op.
‘Ik ben gewoon stom geweest’ zegt ze. ‘Gewoon heel erg
stom’. Ik voel hoe haar trots schuurt met de situatie en denk aan haar geschiedenis,
die ik maar zo deels ken.
‘Stom?’
Zichzelf Stom vinden geeft Yasha houvast. Zolang het haar
eigen schuld is, lijkt de achterstand onder controle, binnen haar macht. De
straf heeft ze al lang geïncasseerd. Ze zal moeten stoppen met haar studie.
Omdat ze niet goed genoeg is, niet hard genoeg heeft gewerkt, onvoldoende inzet
heeft getoond. Stom. Maar onder controle.
Het zichzelf Stom vinden hélpt haar niet. Sterker nog: het slaat haar lam. Ze
doet al weken bijna niets meer en houdt de schijn van functioneren zo hoog als
mogelijk op. Totdat dat niet meer lukt. En dat is al zo vaak gebeurd. ‘Zie je
wel. Ik kan het niet, het heeft ook helemaal geen zin.’
En zo vervalt Yasha in een patroon. Een messcherp patroon,
haar trots in kleine stukjes tussen ons in.
Als ik haar een andere optie voorhoud; de straf niet
incasseren, maar blijven, langer studeren, aandacht geven aan wat haar in de
weg zit - breekt voorzichtig het strenge, de innerlijke afkeuring. Er
verschijnt er een klein meisje, een trillende lip, angstige ogen. Dan komt het
verlangen. ‘Kan dat echt?’
‘Het kán.’Zeg ik. ‘Ja. Maar wat heb jij er voor nodig?’
In de weken die volgen neemt Yasha de uitnodiging om iets
anders te doen dan wat haar eerste impuls haar ingaf, haar hoofd buigen en zich
laten straffen, aan: ze geeft zichzelf toestemming om langer te studeren en op
zoek te gaan naar een manier van studeren die bij haar en haar omstandigheden past.
Als ik haar een paar weken later in de gang tegenkom is haar
rug recht. De trotse jonge vrouw is terug. Minder cynisch is ze ook, ze kijkt
me gewoon recht en open aan.
Zie je wel, denk ik, steeds dat ik haar zie. Zie je dat je
het bent: goed, slim, getalenteerd genoeg. En vooral: dapper en wijs genoeg om
die stap te zetten, het onbekende in, op naar een plek waar je weer iets te
leren hebt.
De naam van de
student in deze tekst is om privacy redenen gefingeerd. De tekst is gebaseerd
op een daadwerkelijk gesprek, maar aangepast met het oog op de leesbaarheid.
Pedagogisch: Het is voor een opleiding soms een
lastige spagaat: studenten die onvoldoende functioneren of presteren. Ze kosten
geld, tijd, aandacht. Soms is het trekken aan een dood paard. Het lijkt dan gemakkelijker
of zelfs beter om een student maar te laten stoppen. En soms is dat ook
daadwerkelijk zo.
Ik denk echter dat in onderwijsinstellingen veel meer
aandacht besteed kan worden aan wat ik ‘interne omstandigheden’ zou willen
noemen: persoonlijke overtuigingen die belemmerend zijn voor de ontwikkeling.
In veel opleidingen wordt dat gezien als iets wat buiten het curriculum valt en
dus iets wat de student zelf moet regelen. Ik pleit er voor persoonlijke
ontwikkeling en dus aandacht voor dat wat intern belemmerend is een plek te
geven IN het onderwijs. Ik ben er van overtuigd dat de leeropbrengst daarmee
vergroot wordt.
Maar bovenal: door aandacht te besteden aan ‘interne
omstandigheden’, doen we wat, wat mij betreft, de belangrijkste taak is van
onderwijs: we helpen iemand ontwikkelen.
Als we hadden meegewerkt aan de Zie je wel van Yasha en
haar dus hadden laten stoppen met haar studie, dan hadden we haar bevestigd in
haar overtuiging over zichzelf (zie je wel ik ben hier ook veel te ---vul maar
in voor). Die overtuiging zal haar remmen
in elke ontwikkelingsmogelijkheid die zich voordoet in haar leven.
Aan ons onderwijsgevenden is het wat mij betreft de taak studenten
te doen inzien dat ze ook anders naar zichzelf kunnen kijken en zich kunnen
bevrijden van wat de ontwikkeling in de weg zit.
Thematisch: op jonge leeftijd horen wij boodschappen
van onze ouders. Soms worden die boodschappen letterlijk uitgesproken (je zus
kon de tafels al in groep 5), veel vaker trekken we zelf conclusies uit
impliciete boodschappen van belangrijke mensen in ons leven (mijn moeder moet
altijd huilen als ik boos ben, dus ik kan beter niet boos zijn).
Een dergelijke boodschap kan zich ontwikkelen tot een
waarheid, een referentiekader en zo leidend worden in je leven. Gek genoeg geeft
zo’n belemmerende overtuiging vaak een gevoel van veiligheid: je weet wat je
krijgt. We houden ons graag vast aan hoe we denken dat de wereld er uit ziet. Maar
helpen dergelijke overtuigingen je werkelijk verder?
-----------------------------------------------------------------------------
Disclaimer
De naam van de
student in deze tekst is om privacy redenen gefingeerd. De tekst is gebaseerd
op een daadwerkelijk gesprek, maar aangepast met het oog op de leesbaarheid.
Toelichting
Pedagogisch: Het is voor een opleiding soms een
lastige spagaat: studenten die onvoldoende functioneren of presteren. Ze kosten
geld, tijd, aandacht. Soms is het trekken aan een dood paard. Het lijkt dan gemakkelijker
of zelfs beter om een student maar te laten stoppen. En soms is dat ook
daadwerkelijk zo.
Ik denk echter dat in onderwijsinstellingen veel meer
aandacht besteed kan worden aan wat ik ‘interne omstandigheden’ zou willen
noemen: persoonlijke overtuigingen die belemmerend zijn voor de ontwikkeling.
In veel opleidingen wordt dat gezien als iets wat buiten het curriculum valt en
dus iets wat de student zelf moet regelen. Ik pleit er voor persoonlijke
ontwikkeling en dus aandacht voor dat wat intern belemmerend is een plek te
geven IN het onderwijs. Ik ben er van overtuigd dat de leeropbrengst daarmee
vergroot wordt.
Maar bovenal: door aandacht te besteden aan ‘interne
omstandigheden’, doen we wat, wat mij betreft, de belangrijkste taak is van
onderwijs: we helpen iemand ontwikkelen.
Als we hadden meegewerkt aan de Zie je wel van Yasha en
haar dus hadden laten stoppen met haar studie, dan hadden we haar bevestigd in
haar overtuiging over zichzelf (zie je wel ik ben hier ook veel te ---vul maar
in voor). Die overtuiging zal haar remmen
in elke ontwikkelingsmogelijkheid die zich voordoet in haar leven.
Aan ons onderwijsgevenden is het wat mij betreft de taak studenten
te doen inzien dat ze ook anders naar zichzelf kunnen kijken en zich kunnen
bevrijden van wat de ontwikkeling in de weg zit.
Thematisch: op jonge leeftijd horen wij boodschappen
van onze ouders. Soms worden die boodschappen letterlijk uitgesproken (je zus
kon de tafels al in groep 5), veel vaker trekken we zelf conclusies uit
impliciete boodschappen van belangrijke mensen in ons leven (mijn moeder moet
altijd huilen als ik boos ben, dus ik kan beter niet boos zijn).
Een dergelijke boodschap kan zich ontwikkelen tot een
waarheid, een referentiekader en zo leidend worden in je leven. Gek genoeg geeft
zo’n belemmerende overtuiging vaak een gevoel van veiligheid: je weet wat je
krijgt. We houden ons graag vast aan hoe we denken dat de wereld er uit ziet. Maar
helpen dergelijke overtuigingen je werkelijk verder?
De Kleine Professor | Coaching & counseling