21 februari 2013

lucht


Hij tuurt in de computer. 'Momentje hoor', zegt hij. Ik knik. Geduldig. Bereidwillig.  

Hij haalt terug wat er allemaal gebeurd is, in korte, opsommende zinnen, tot aan waar we nu zijn. Hij kijkt naar zijn scherm en heel soms, heel even naar mij. Soms twijfelt hij. Ik houd me in, vul hem niet aan, corrigeer hem niet. Hij haalt dit terug zodat we op één lijn zitten, zeg ik tegen mezelf. Hij haalt het terug voor zichzelf. Hij haalt het terug omdat afspraken zo beginnen, omdat de wereld zo in elkaar steekt, omdat alles nu eenmaal zo is als het is. Ik slik.

Als alle plichtplegingen geweest zijn permitteer ik mij een grapje. Of zegt hij iets dat de spanning breekt? Ik weet niet eens wie er begint, maar ineens is daar door het raam de straat, zijn daar de bomen waaraan de eerste knoppen komen, gaan daar de vogels. Ineens zie ik aan het haakje in de verder witte muur, zijn jas; sportief, waterdicht, warm. Uit de mouw puilt een stukje sjaal in dezelfde bruintint. Even glinstert daar zijn vrouw. Ze houdt de sjaal dicht tegen de jas en zegt: deze kan. Ze knikt, precies als hij. Zacht lentelicht op zachte wangen. Ze glimlacht. 

Hij staat op om mij een hand te geven. We zijn klaar. Ik mag gaan. Ik onderdruk de neiging om te zwaaien. Dag, hoor, daaag! Het zijn serieuze zaken die hier besproken worden. Wij zijn serieuze mensen. Dit is een serieuze plek. 

13 februari 2013

tussentijd


We kunnen kiezen tussen Turkse of Duitse wijn. Dat zegt iets over de wijk waar ons hotel in staat. 'Ist es gut?' Vraag ik in mijn belabberde Duits en wijs naar de Duitse wijn. De vrouw glimlacht en zegt - alle talen overstijgend - ‘Normal’. Wij knikken en nemen allebei onze eigen fles. Hij een rode, ik een witte. 'Normal ist gut', mompel ik nog, terwijl we de deur van het volgestouwde winkeltje openen. 

Na allerlei grootse en meeslepende ontwikkelingen te hebben meegemaakt zijn we er een paar dagen ‘tussenuit’. Het voelt meer als ertussen in, tussen het echte leven en vakantie in, tussen uitrusten en instorten in, tussen begrijpen en overstroomd worden in, maar wij nemen genoegen met wat mogelijk is. Normale wijn. Er tussen in. 

Het bed op onze goedkope hotelkamer zakt diep door. We lezen wat. We lezen nog meer. We luisteren naar de buren die aankomen, badderen. We lezen. Om half tien word ik wakker.  Buiten is het donker geworden. Mijn boek ligt over mijn hoofd, M. zijn borst gaat regelmatig op en neer. Onze beider flessen staan, met hun schroefdop er nog op, ieder op hun eigen nachtkastje. We zitten er middenin, in het ertussen zijn. 
M. draait zich om en glimlacht. 'Wijntje?' vraagt hij. Ik schud mijn hoofd.