16 mei 2016

koninkrijk

Eerst pak ik de stoptrein in plaats van de intercity. Pas halverwege kom ik daarachter en weet ik dat ik te laat zal komen. Natuurlijk mis ik de bus en vind ik de taxi te duur. In een ijzige wind wacht ik op een volgende bus; een klein formaat, een kwart van een normale bus, ongeveer. We rijden door bosachtig gebied. Ik kijk naar buiten. Natuurlijk ben ik daarom te laat met op het knopje drukken en rijden we mijn halte voorbij. 
Het busje is niet zomaar klein. Hier komen weinig mensen. Hier liggen de haltes ver uiteen. Teruglopen is te ver, dan haal ik het eind van de bijeenkomst niet eens. Dus neemt de buschauffeuse me mee naar het eindpunt en naar de halte terug waar ik moet zijn. Ik mantra tegen mijzelf: het is zoals het is. Het is ok. Beter te laat dan niet. Ik krijg hier geen stress van. 

‘Ik heb zo’n dag’, zeg ik, als het busje is omgekeerd.
‘Nou, praat me er niet van’, zegt de chauffeuse. ‘Ik ook. Kom ik net nog mijn badkamertje ingelopen, zit daar ineens zo'n dikke pad!’ Haar stem is doorrookt diep en hees. Ze lacht hard. Ik kijk naar haar geaderde handen aan het stuur, terwijl ze me vertelt over hoe ze probeerde de pad te vangen met een glas en een krant. ‘Maar ik moest weg.’ Ze kijkt me aan door haar spiegeltje. ‘Om jou op het juiste pad te zetten, toch?’ Ik glimlach.

‘Vind je hem eng?’ vraag ik.  
‘Neuh. Ik ben gek op dieren, geloof me. Ik houd meer van dieren dan van mensen, zeg ik maar. Maar, ik moet zeggen, hem zo even beetpakken...’ 
‘Een stoere buurman misschien?’ vraag ik. 
‘Ja daaag, die maakt hem dood. Mannen zijn mietjes. Nee, ik regel dat zelf wel als ik er dalijk weer ben. Ik ben al heel lang alleen, snap je. Ik kan dat prima. Ik regel alles zelf. 

‘Misschien moet je hem dan toch kussen’, zeg ik. 
‘Ja nou dat zat ik nou ook net te denken! Niks zo'n dag vandaag. Blijkt dit toch dé dag van me leven te zijn!’ Haar lach gaat over in een hoestbui. Als ze uitgehoest is remt ze af. ‘Meissie, hier moet je zijn. Je bent nou tenminste wel meteen aan de goede kant van de weg. Zo zie je, ook voor jou is deze dag zo slecht nog niet. Samen komen wij d’r wel uit, wat jij?’ Ik stap uit. ‘Je moet nog uitchecken!’ Roept ze. We moeten allebei lachen. Ik stap weer in. ‘Nou dat was toch gezellig’, zegt ze. ‘Ik ben blij dat ik je over mijn pad heb kunnen vertellen. Ik weet niet of ik je nog eens zie, maar….’ 
‘Misschien ben ik dan onderdaan in jouw koninkrijk, zeg ik.’ Weer neemt de hoest haar lach over. 
Ik check uit. ‘Dank je wel, hé’ zeg ik. 
‘Zet m op meissie.’ Als ze wegrijdt toetert ze nog. We zwaaien. 
Dik een half uur te laat ben ik. En blij.

22 februari 2016

wakker

De metro is vol. Iemand twijfelt, gaat toch niet zitten, loopt weer weg. Gauw benut ik het laatste vrije stoeltje. Het was een lange dag, En ik moet nog door. Ik zucht. De jongen naast me kijkt opzij.
‘Zo,’ zegt hij. ‘Da’s een diepe.’
‘Tja’, zeg ik. ‘Soms moet dat even.’
‘Is dat zo?’ vraagt hij.
Ik ben niet zo goed in gezellig chitchatten en nadenken tegelijk dus knik ik maar.
‘Volgens mij wel.’ In mijn hoofd zegt Joop: Een zucht geeft lucht.
Maar mijn buurjongen, die mij vrolijk aankijkt, geeft niet zomaar op.
‘Ben je moe?’
Ik knik. Ik ben eigenlijk, denk ik, gewoon even ‘in between’. En ik houd niet van chitchatten. Maar dat is weer zo onaardig.
‘De powernap’, zegt hij. ‘Heb je dat wel eens geprobeerd?’
Ik schud mijn hoofd. Ik doe dat nooit. Ik zou willen zeggen: Daar heb ik geen tijd voor. Maar dat klinkt dan weer zo gefrustreerd.
‘Ik heb erover gelezen’, zeg ik dus maar. ‘Het schijnt te werken.’
‘Het werkt’ zegt hij vastberaden. ‘En weet je wat écht werkt? Je moet eerst een espresso drinken. Een espresso en dan meteen gaan slapen.’
Ik kijk hem verbaasd aan. Hij ziet er fris uit. Vrolijk ook. Lief ook eigenlijk. Hij kijkt me aan, niet vluchtig, maar echt.
‘Weet je waarom?’ vraag hij. Ik trek mijn ene wenkbrauw op. Hij leest mij goed.
‘Een goede powernap duurt precies 20 minuten. Daarna kom je in je diepe slaap en als je daaruit wakker moet worden ben je heel moe. Die espresso die doet er precies 20 minuten over om opgenomen te worden in je bloed. Je wordt dus precies op tijd wakker!’ Hij lacht. Enthousiast is hij. Hij heeft geen powernap nodig. ‘Goed he?’
Ik lach ook. Ik kan er niets aan doen.
‘Ik ga het proberen’ zeg ik. ‘Dank je wel.’
‘Ik moet er uit’, zegt hij. Hij staat op. Hij verlaat de metro. Als de metro hem passeert zwaait hij nog even naar me. Ik glimlach.
Vandaag heb ik geen powernap meer nodig.
Geen espresso ook.