30 januari 2015

wakker


‘Mama, mama, ik heb snot!’ De peuter bijna kleuter gilt vanuit haar kamer. Ze bedoelt dat ik moet komen. Nu. Ik roep terug:
‘Snuit zelf maar even, lieverd. Dat kun jij al, weet je nog? Ze roept terug: 
‘Mama, Sno-ooot!’
‘Er ligt een papiertje op je nachtkastje!’ roep ik. 
‘Mama, komen, nu!’
De baby huilt in haar wiegje naast ons bed. Ze heeft koorts. Ze werd om de drie uur wakker de afgelopen nacht. De peuter bijna kleuter heeft vannacht ook koorts gekregen en hoest als een hond van formaat. Beneden jankt de kat alsof hij stervende is. Ook hij heeft koorts. Ik zeg tegen mijzelf: zij voelen zich allemaal rotter dan ik. Rotter dan ik. Rotter dan ik. Dan sta ik op. Niet zuchten, denk ik. Ik zucht. 

Ik veeg de neus van de peuter bijna kleuter. Er zit snot in haar haar. Er zit snot op haar kussen. Ze huilt. De baby wil drinken. Opgedroogd snot is over haar gezichtje verspreid. De kat wil iets onbestemds. Hij heeft geen snot, maar ziet er verfomfaaid uit. 
Ik bereken hoeveel tijd er nog is voor ik weg moet. Ik pak mijn kleren van de stoel. Op mijn vestje zit een vlek. De wasmand zit vol. 
Niet zuchten denk ik. 

De peuter bijna kleuter is inmiddels in ons bed geklommen. Ze knuffelt de baby, die daar ligt te wachten tot ze eindelijk aan de beurt is. Kijk mama, de baby vindt mij lief, zegt ze. De baby lacht. Een grote snottebel komt uit haar neus. Snot vermengt zich met snot. 
Nog één keer kijk ik op de wekker. Ik heb nog een uur. Er kan nog van alles mis gaan. Toch kruip ik terug in bed. 

‘Ben je ook ziek, mama?’ 
‘Nee’, zeg ik. ‘Ik ben niet ziek. Ik vind jullie lief.’