18 augustus 2009

anders verder

Op 28 juni schreef ik:
Straks als ik terugkom zal het regenen. Mijn band zal lek zijn en de treinen hebben vertraging. Maar iets zal er toch anders zijn.
Daarna ging ik weg. Ver en lang. Anders was het, het weg zijn. In alles was het anders dan ik had verwacht, zelfs al was dat wat ik verwachtte.
De terugkomst was minder schokkend. Er waren treinen en er was vertraging. Er was een fietsband er waren scherven op de weg. Regen werd voorspeld en viel ook, zij het heel zacht.

Er is niets veranderd. Nederland is groen - zo groen - en georganiseerd, zo absurd georganiseerd. Overal staan bordjes, het land is in keurige vlakjes verdeeld. Nu ik terugben zie ik het weer en weet ik het ineens: ik heb het gemist.

Ik zit in de trein tussen Amsterdam en Utrecht, net als vlak voor mijn vertrek. De zon schijnt, net als toen. Toen dreigde er een zomerbui, nu dreigt er iets vergelijkbaars: een aanval van sentimentaliteit.
De polders glooien (nooit gezien, ik dacht dat alles in de Randstad vlak was), de koeien maken bokkensprongen in de wei (altijd gedacht dat alleen kalveren dat deden) en mijn hart klopt voor dit prachtig groene, georganiseerde – hoeiboei, net op tijd. Ik tackel de overdosis sentiment en vaderlandsliefde, want zo zijn wij Hollanders; opgeruimd en georganiseerd. Wat te veel is, beheersen wij. Onze opwinding, ons vuur, onze passie brandt slechts onopvallend. Wat we wel veel doen is glimlachen.

We naderen Utrecht CS. Er is vijf minuten vertraging. Ik glimlach. Er is hier niets veranderd. Mijn band kan lek zijn. Het maakt mij niks meer uit. Ergens in mij is wezenlijk iets anders.

04 augustus 2009

Piet

4 augustus is de dag dat opa wordt herdacht.
Door de brandende hitte loop ik langs de Noordelijke kust van het eiland, de zee is woest en slaat ruw tegen de rotsen, die scherp door de zolen van mijn schoenen steken.

Even rust ik, in een baai, waar het water zachter slaat en de wind de hitte van mijn huid afwaait. Op het strandje hebben vele voorgangers hun naam achtergelaten, in stenen geschreven. Ome Jan ligt er keurig in keien gelegd, wel 2 bij 3 meter groot. En: Priscilla was here. En: Mari loves Marjan.
Wat is toch die noodzaak, vraag ik mij af, te moeten laten weten dat je ergens bent geweest?
Een Fregatvogel vliegt langs en mijn gedachten dwalen verder, richting Piet. Jarenlang al is hij weg, maar vaak nog lijkt hij bij me in de buurt. Ik wil een daad stellen op deze dag, hem bewijzen dat ik nog altijd aan hem denk. Ik kijk naar alle keien. Zal ik? Maar dat gaat mij te ver.

Ik wandel verder. Door de baai, omhoog de rotsen op, waar ik de boodschappen nog beter kan lezen. Ik lees ze allemaal dus, toch. En twijfel: niet toch misschien, voor Piet? Maar ik loop verder. En dan: tegen de watergrens zie ik het pas. Iemand is mij voor geweest. Iemand wist het al, dit is de dag waarop dingen worden herdacht.

De vloed komt op. De eerste golven komen al in de buurt van het eerste getal. Morgen is het 5 augustus en is deze boodschap weer verdwenen.

03 augustus 2009

forsa [1]

Je raakt zo snel verwend. Na 4 baaien met opspattend water en grotten (zonder de beloofde schildpadden nota bene) denk ik: nou, die laatste, dat geloof ik wel. De zon brandt en er staat nog meer op het programma. De eerste baai was indrukwekkend, de tweede leuk. Daarna was ik vooral braaf; ik volg graag de gebaande weg. Maar voor die laatste baai moet ik nog een heel stuk rijden over een slecht begaanbaar pad. Niet mijn sterkste kant.

Oké, dáárom dan. Angsten moeten overwonnen, weerstanden verlaagd. Ik vrees voor mijn banden. Onderweg merk ik dat de meeste anderen wel zijn afgehaakt. Trankil, trankil, denk ik. No hasi purá [2]. Je komt er vanzelf. Ergens.

Aan het einde van het pad wacht mij de beloning. Door een veel te smalle inham in de rotsen knalt, nee ramt het zeewater zichzelf de lucht in, metershoog. Een dichte mist van druppels slaat over de baai en koelt mijn verhitte gezicht. Het lawaai is overweldigend, de kracht van het water maakt mij klein. Alles hier botst en duwt, alles trekt en vecht om zijn bestaan. Het water trekt zich even terug, een nieuwe aanval komt er al weer aan. Het gaat maar en het slaat maar. Een stukje rots vliegt door de lucht.

Ik ga op het bankje – op veilige afstand - zitten en ik zucht.


[1] kracht
[2] Rustig, rustig. Niet haasten.