Op 28 juni schreef ik:
De terugkomst was minder schokkend. Er waren treinen en er was vertraging. Er was een fietsband er waren scherven op de weg. Regen werd voorspeld en viel ook, zij het heel zacht.
Er is niets veranderd. Nederland is groen - zo groen - en georganiseerd, zo absurd georganiseerd. Overal staan bordjes, het land is in keurige vlakjes verdeeld. Nu ik terugben zie ik het weer en weet ik het ineens: ik heb het gemist.
Ik zit in de trein tussen Amsterdam en Utrecht, net als vlak voor mijn vertrek. De zon schijnt, net als toen. Toen dreigde er een zomerbui, nu dreigt er iets vergelijkbaars: een aanval van sentimentaliteit.
De polders glooien (nooit gezien, ik dacht dat alles in de Randstad vlak was), de koeien maken bokkensprongen in de wei (altijd gedacht dat alleen kalveren dat deden) en mijn hart klopt voor dit prachtig groene, georganiseerde – hoeiboei, net op tijd. Ik tackel de overdosis sentiment en vaderlandsliefde, want zo zijn wij Hollanders; opgeruimd en georganiseerd. Wat te veel is, beheersen wij. Onze opwinding, ons vuur, onze passie brandt slechts onopvallend. Wat we wel veel doen is glimlachen.
We naderen Utrecht CS. Er is vijf minuten vertraging. Ik glimlach. Er is hier niets veranderd. Mijn band kan lek zijn. Het maakt mij niks meer uit. Ergens in mij is wezenlijk iets anders.
Straks als ik terugkom zal het regenen. Mijn band zal lek zijn en de treinen hebben vertraging. Maar iets zal er toch anders zijn.Daarna ging ik weg. Ver en lang. Anders was het, het weg zijn. In alles was het anders dan ik had verwacht, zelfs al was dat wat ik verwachtte.
De terugkomst was minder schokkend. Er waren treinen en er was vertraging. Er was een fietsband er waren scherven op de weg. Regen werd voorspeld en viel ook, zij het heel zacht.
Er is niets veranderd. Nederland is groen - zo groen - en georganiseerd, zo absurd georganiseerd. Overal staan bordjes, het land is in keurige vlakjes verdeeld. Nu ik terugben zie ik het weer en weet ik het ineens: ik heb het gemist.
Ik zit in de trein tussen Amsterdam en Utrecht, net als vlak voor mijn vertrek. De zon schijnt, net als toen. Toen dreigde er een zomerbui, nu dreigt er iets vergelijkbaars: een aanval van sentimentaliteit.
De polders glooien (nooit gezien, ik dacht dat alles in de Randstad vlak was), de koeien maken bokkensprongen in de wei (altijd gedacht dat alleen kalveren dat deden) en mijn hart klopt voor dit prachtig groene, georganiseerde – hoeiboei, net op tijd. Ik tackel de overdosis sentiment en vaderlandsliefde, want zo zijn wij Hollanders; opgeruimd en georganiseerd. Wat te veel is, beheersen wij. Onze opwinding, ons vuur, onze passie brandt slechts onopvallend. Wat we wel veel doen is glimlachen.
We naderen Utrecht CS. Er is vijf minuten vertraging. Ik glimlach. Er is hier niets veranderd. Mijn band kan lek zijn. Het maakt mij niks meer uit. Ergens in mij is wezenlijk iets anders.