4 augustus is de dag dat opa wordt herdacht.
Door de brandende hitte loop ik langs de Noordelijke kust van het eiland, de zee is woest en slaat ruw tegen de rotsen, die scherp door de zolen van mijn schoenen steken.
Even rust ik, in een baai, waar het water zachter slaat en de wind de hitte van mijn huid afwaait. Op het strandje hebben vele voorgangers hun naam achtergelaten, in stenen geschreven. Ome Jan ligt er keurig in keien gelegd, wel 2 bij 3 meter groot. En: Priscilla was here. En: Mari loves Marjan.
Wat is toch die noodzaak, vraag ik mij af, te moeten laten weten dat je ergens bent geweest?
Een Fregatvogel vliegt langs en mijn gedachten dwalen verder, richting Piet. Jarenlang al is hij weg, maar vaak nog lijkt hij bij me in de buurt. Ik wil een daad stellen op deze dag, hem bewijzen dat ik nog altijd aan hem denk. Ik kijk naar alle keien. Zal ik? Maar dat gaat mij te ver.
Ik wandel verder. Door de baai, omhoog de rotsen op, waar ik de boodschappen nog beter kan lezen. Ik lees ze allemaal dus, toch. En twijfel: niet toch misschien, voor Piet? Maar ik loop verder. En dan: tegen de watergrens zie ik het pas. Iemand is mij voor geweest. Iemand wist het al, dit is de dag waarop dingen worden herdacht.
De vloed komt op. De eerste golven komen al in de buurt van het eerste getal. Morgen is het 5 augustus en is deze boodschap weer verdwenen.
Door de brandende hitte loop ik langs de Noordelijke kust van het eiland, de zee is woest en slaat ruw tegen de rotsen, die scherp door de zolen van mijn schoenen steken.
Even rust ik, in een baai, waar het water zachter slaat en de wind de hitte van mijn huid afwaait. Op het strandje hebben vele voorgangers hun naam achtergelaten, in stenen geschreven. Ome Jan ligt er keurig in keien gelegd, wel 2 bij 3 meter groot. En: Priscilla was here. En: Mari loves Marjan.
Wat is toch die noodzaak, vraag ik mij af, te moeten laten weten dat je ergens bent geweest?
Een Fregatvogel vliegt langs en mijn gedachten dwalen verder, richting Piet. Jarenlang al is hij weg, maar vaak nog lijkt hij bij me in de buurt. Ik wil een daad stellen op deze dag, hem bewijzen dat ik nog altijd aan hem denk. Ik kijk naar alle keien. Zal ik? Maar dat gaat mij te ver.
Ik wandel verder. Door de baai, omhoog de rotsen op, waar ik de boodschappen nog beter kan lezen. Ik lees ze allemaal dus, toch. En twijfel: niet toch misschien, voor Piet? Maar ik loop verder. En dan: tegen de watergrens zie ik het pas. Iemand is mij voor geweest. Iemand wist het al, dit is de dag waarop dingen worden herdacht.
De vloed komt op. De eerste golven komen al in de buurt van het eerste getal. Morgen is het 5 augustus en is deze boodschap weer verdwenen.