15 juli 2007

Museumnacht

De dag was lang, de voorbereiding slecht, alle goede voornemens ten spijt. Pas laat komen we aan in het museumkwartier - onze discoglitterbandjes in de aanslag – met nog een paar uur om te scoren. Voor het Centraal Museum ruikt het naar suikerspin. In het zachte lantarenlicht staan groepjes mensen te praten. In de verte horen we muziek.

Bij de deur glimlachen de vrijwilligers ons vriendelijk toe. We zijn welkom in het museum. Het is midden in de nacht. Tussen de mensen lopen we van zaal naar zaal. Onze blik is gejaagd. Willen we schilderijen zien? Willen we naar de World Press tentoonstelling? De stem van Joop van Tellingen lokt, maar de schilderijen en de foto’s hangen nog langer. We willen het Nu proeven, de actie, de speciale gelegenheid. Even worden we gegrepen door de drie Kb die in ergens op een tafel ligt – zo groot? Zo kort geleden nog? – maar we moeten door.
Er lijkt een stroom te zijn, naar iets. We volgen, maar al snel valt de massa uit elkaar. Ons DNA laten opslaan? Later, later. Opslaan kost tijd, wij zijn gekomen om iets Bijzonders te zien. De Victoria amazonica bloeit, horen we in de wandelgang. We snellen naar de Hortus, waar we blauwe cake eten en horen hoe de blik de geest bedriegt.

De lelie bloeit in een serene rust. Een medewerker fluistert ons wetenswaardigheden toe. De geur van ananas en het zacht gefluit van de vroedmeesterpad doet ons ontspannen. Op een bankje kijken we nog eens naar het programma. Er is veel. De tijd tikt. Wat hebben we allemaal al gemist? We kijken elkaar aan.
We keren terug naar de tuin van het Centraal, waar tussen het hoge gras de Soundscape ons vervreemd. We zitten op een muurtje, drinken wijn en kijken naar de mensen die - vol verwondering op ontdekkingstocht - het groen doorstruinen. Het is donker. Achter de ramen van verschillende zalen zien wij de bezoekers langs alle tentoonstellingen gaan. We glimlachen. Onze blik heeft onze geest bedrogen. We hebben niets gemist. We zijn er. Dit is het. De lucht zindert en de nacht beweegt.

Museumnacht 2007

04 juli 2007

Volle melk

Eerst kijkt hij me aan, dan kijkt hij naar de lucht, waaruit al dagenlang zomaar lange buien vallen. ‘Het gaat goed’ zegt hij en knikt. Altijd als ik langs hem loop groet hij me, al weet hij al lang dat ik nooit Straatnieuws koop. Soms maken we een praatje. ‘Moet ik iets voor je meenemen?’ vraag ik hem vandaag. Hij kijkt me aan, met zijn diepe, Algerijnse ogen, twijfelt even en antwoordt dan:
‘Een vrouw.’
‘Een blonde,’ vraag ik ‘of liever een donkere?’
‘Eentje die lijkt op jou.’
‘Ik zal kijken wat ze hebben’, zeg ik en loop de supermarkt in. Hij roept me terug.
‘En melk. Volle melk. Alsjeblieft.’

Het pak neemt hij zonder iets te zeggen aan. ‘De vrouwen waren uitverkocht’ zeg ik. Hij haalt zijn schouders op. ‘Geen vrouw, geen verblijfsvergunning. Jammer dan.’ Ik frons mijn wenkbrauwen en bind mijn eigen melk onder de bagagedrager. Het gesprek is nog niet af. Er hangt iets in de lucht, iets waarop de volgende bui nog wacht. Even zwijgen we, dan zegt hij: ‘Geen pardon voor mij. Ik ben een crimineel.’ Met zijn vinger tekent hij een streep over zijn keel. ‘Dát als ik terugga. En ook dát als ik blijf.’

Hij steekt zijn melk de lucht in. ‘Morgen misschien. Misschien is er morgen een vrouw.’ Ik glimlach. ‘Sterkte.’ Zeg ik. ‘Proost!’ roept hij me na.