21 maart 2013

weerstand


‘Mevrouw...’ Over zijn leesbril heen kijkt hij me aan. Voor de zoveelste keer verbaas ik me over de neutraliteit van zijn gezicht. Deze man schmiert op geen enkele manier. Geen glimlachje, geen frons. Iedere mening over de wijze waarop ik mijn fiets onderhoud kan ik in zijn gezicht projecteren. Ik vind geen goedkeuring, geen afkeur, geen verzachtend begrip, geen opvoedkundig verlangen. 
‘U fietst al enige tijd dwars door uw rem heen’. Wat stram trekt hij zichzelf omhoog. 
‘Dat meent u niet’, zeg ik en denk even na. ‘Daarom gaat het de hele tijd zo zwaar!’ 

Hij negeert mijn opmerking. Hij negeert ook mijn verontwaardigde geschamper dat er op volgt. Ik geef graag iets de schuld van wat mij in het leven tegenzit - al is het een kabeltje. Hij bladert door zijn grote bedrijfsagenda en zegt: ‘U kunt hem morgen wel weer ophalen. Ik vervang de rem. Dat kost u vijftien eurootjes. Exclusief materiaal.’

Ik knik. ‘Graag’ zeg ik ook nog. Ik schmier vaak meer dan mij lief is. Ik neem het bonnetje in ontvangst en rommel nog wat met mijn portemonnee. Hij wacht geduldig tot hij weer verder kan met zijn werk. Er schieten allerlei opmerkingen door mijn hoofd die de prachtige symboliek van al-tijden-door-mijn-rem-heen-fietsen lichtvoetig doch spitsvondig verwoorden. Kunt u mijzelf anders ook even... nee. Misschien kunt u míjn kabeltje ook even... nee. Als in het leven alles... nee. Ik zwijg. Godzijdank zwijg ik. Zijn gezicht blijft neutraal. Even vraag ik me af waar dan toch die diepe rimpel in zijn voorhoofd vandaan komt. Dan draai ik mij om en zeg: ‘Tot morgen dan. En alvast bedankt!’ Het belletje van de winkeldeur klingelt vrolijk. Morgen fiets ik weer. Voor vijftien euro. Nergens meer dwars doorheen.