02 juli 2009

zoet

Ik heb mij op een van de plastic tafels genesteld, waar ik goed naar de mensen kan kijken. Er wordt gezongen. Ik kan de zanger op het plein niet zien, ik zie alleen het publiek dat meezingt en applaudisseert. Ik versta slechts woorden van het Papiaments. Er wordt gezongen over de grootheid van het kleine eiland en over liefde en loyaliteit.
Tegen mijn tafel leunt ook een oude dame. Haar haar is zilvergrijs en steekt af tegen de zwartheid van haar gerimpelde gezicht. Ze heeft al een paar keer naar me omgekeken. Steeds glimlachen we naar elkaar. Voelt ze mijn ongemak? Ik zoek naar een vraag die ik haar kan stellen, maar mijn hoofd blijft leeg. Steeds graait ze in haar handtas, vist een snoepje uit een plastic zakje en stopt het in haar mond. Ik neem mij voor de volgende keer ook iets te snoepen mee te nemen, wat ik iemand aan kan bieden. Een zachte ingang tot contact. Precies dan steekt zij haar kleine hand naar me uit. In haar palm liggen twee in geel plastic verpakte snoepjes.
Ik schuif naar haar toe en neem de snoepjes aan. De zoetheid brandt haast in mijn droge keel. ‘Wat lief,’ zeg ik. ‘Dank u wel.’ Na een tijdje komt ze moeizaam overeind. Als ze voor me langs schuifelt groet ze me. Ik leg mijn hand even op haar arm.
‘Bon dia di bandera.’ Ze glimlacht en knikt.