25 juli 2009

verlaten

Bon Bini [1] staat er op het bord langs de lange weg naar Bullenbaai. Casa de mi Padre [2]. Snel schiet ik de zanderige zijweg in. Dit zal het landhuis zijn dat te bezichtigen is. De weg gaat stijl omhoog. Als ik de laatste bocht om ga, zie ik een gigantisch bruin gebouw, modern, met een aluminium dak. Ik parkeer mijn auto op een enorme parkeerplaats en kijk om mee heen. Naast het vreemde gebouw is een soort vervallen speeltuin. Op de muur staat geschilderd: kinderdorp Hebron. Ineens begint mij iets te dagen. Hebron. Casa de mi Padre. Door een van de donkere ramen kijk ik naar binnen. Een grote, lege zaal, met voorin een zwaar altaar.

Ik loop om het gebouw heen. Aan de achterzijde steken wat houten planken uit het tussenstuk. Er is een raam gebroken. De koelinstallatie is zwaar verroest. Elektriciteitsdraden steken hier en daar uit het beton. De ijzeren trap naar de bovendeur mist een paar treden. Op het achterste parkeergedeelte staat een compleet afgetakelde (Nederlandse) bus, van waaronder een Iguana [3] vandaan schiet.

Deze kerk is verlaten, denk ik. Ik zie de lege banken, de lege parkeerplekken, de houten jaloezieën voor de ramen. Ik zie het enorme aluminium dak, dat haast de hemel weerspiegelt.

De weg naar Bullenbaai is lang. Hier en daar staat een huis en aan het einde, in de baai, ligt een oude Olieterminal. In het midden van de lange, kale weg, rijd je langs oude zoutpannen, waar zich - staande in het lage water - talloze witte reigers hebben verzameld. Verder is er niks. Een verlaten kerk, een uitgestorven kinderdorp.
Wat bezielt de mens? Vraag ik mij af. Ik start de auto en rijd in zijn vrij de heuvel af.

[1] Welkom (Papiamentu)
[2] Huis van mijn vader (Spaans)
[3] Leguaan (Papiamentu)