27 juli 2009

gesloten

Ik parkeer de auto vlak naast een van de vele snèks [1] langs de kant van de weg. Drie oudere, diepzwarte mannen zitten op een bankje in de schaduw en drinken een biertje. Ze kijken om als ik het erf op rijd.
‘Bon dia’, zeg ik door het open raam. Ze knikken. De zon is net voorbij haar heetst.

Het museum - een Kunukuhuisje [2] over het leven van de slaven – blijkt dicht op maandag. Glimlachend loop ik terug naar de auto en stap weer in. Het is vandaag de tweede stop voor een gesloten deur.
Terwijl ik de motor start kijk ik om me heen. De mannen hebben zich opnieuw omgedraaid en zwaaien enthousiast. Lichtelijk verbaasd zwaai ik terug. Zij lachen een beetje ongemakkelijk. Pas dan snap ik dat ze zwaaien naar de vrachtwagen die achter mij langs voorbij rijdt en luid toetert.

Nu moet ik lachen en maak – nog altijd door het raam - een gebaar van ‘jammer’. Ik keer de auto en rijd de weg op. In mijn achteruitkijkspiegel kijk ik nog even naar de drie mannen op hun bankje. Ze zwaaien. Ik toeter en vertrek, terug naar de weg.


[1] veredelde snackbar/bar/café
[2] voormalige slavenwoning (De kunuku = platteland / plantage)