Fietsen moet ik. Verbeten ga ik, slag voor slag, langs de huizen, langs de bomen, langs de eindeloze Kromme Rijn. Zo lang ik maar in beweging blijf.
De vroege zon is warm. De lente is doorgebroken. Niet alleen om mij, maar ook in mij roert zich het leven.
Ze zeggen: 'Focus je op wat van waarde is.'
Ze zeggen: 'Blijf trouw aan de waarheid'.
Hoe vaker ik die woorden hoor, hoe minder ik weet wat ze betekenen. Wat is focus? Wat van waarde, waar? De dingen gaan hun eigen weg, hoe hard ik daar ook tegenin fiets.
Sneller dan anders ben ik moe. Harder dan anders klopt mijn hart het bloed door mijn aderen. Ik zet mijn fiets tegen een bankje en adem de zonnewarmte diep in. Ik trek de oordopjes uit mijn oren en luister hoe de ganzen het laatste wintergras begrazen. Een zware hommel zwalkt van bloem naar bloem.
Mijn benen zijn leeg, mijn hoofd is leeg, mijn hart is leeg. De frons boven mijn ogen trekt weg. Het ruisende bloed komt tot rust. Alles gaat zijn eigen weg. Ik zie het pas wanneer ik er in stilte naar kan kijken.