21 februari 2012

zoals het komt

 
Tegenwoordig hebben we bijna ieder weekeinde visite. En niet zomaar visite. Uit allerlei holtes en spelonken komen bij voorkeur andere gezinnen gekropen die bij ons op de koffie, thee en Roosvicee komen.

Meestal zijn er dan twee kinderen, die bijna altijd een flink stuk ouder zijn dan onze baby. Ze maken enorm veel lawaai en zorgen er voor dat de gehele woonkamer in vijf minuten vol is met speelgoed, dat dan aan het eind van de middag weer moet worden opgeborgen (‘Was dit nou van jullie of van ons’ – ‘Volgens mij hebben wij geen Playmobiel’ - ‘Nee die Rupsje Nooitgenoeg is echt van mij, dat weet ik zeker’).

Het lijkt een soort afspraak. Zolang je zelf geen kinderen hebt, mijden jonge gezinnen je. Ergens in de verte weten ze waarschijnlijk nog hoe het is; een kindonvriendelijk huis en dan die ongewenste invasie - ze beginnen er maar niet aan. Het levert de vriendschap weinig op en bovendien vervelen de kinderen  zich. Maar zodra je zelf een kind hebt gekregen behoor je tot de club en dienen ze zich aan; heel flexibel, vol begrip voor alle andere visite, middagslaapjes en wat dies meer zij (‘We weten hoe het is, joh’), maar toch een tikje opdringerig (‘Het wordt wel tijd dat we jullie baby eens te zien krijgen’). Je haalt maar weer suikervrije koekjes in huis en schrapt al het andere uit je agenda, want voor je het weet wordt het gezellig en blijven ze.

En zo vind ik mijzelf reeds diverse zondagen aan tafel met een heleboel plastic dozen Chinees, stukken kroepoek over de vloer verspreid en een enorme afwas. 'Nou, leuk was dat.' 'Fijn dat we jullie eindelijk weer eens gezien hebben.' En vooral: 'Moeten we vaker doen'.
Godzijdank is 8 uur kinderbedtijd. Uitgeput zak ik dan op de bank en vraag mij af wat er met mijn leven gebeurd is. Ik spreek mijn nieuwe mantra uit: Ik neem het zoals het komt. Dus: ook de zondagchinees met andermans kinderen is leven.