10 februari 2009

dinsdag

Hij speelt al minutenlang met zijn potlood. De titel heeft hij opgeschreven. Toen uitgegumd. Toen weer opgeschreven. En weer uitgegumd. De letters zijn in het papier gedrukt, een randje van het papier is gescheurd.

De kinderen aan zijn tafel zijn diep over hun papieren gebogen. Ze schrijven een Verhaal. Hij weet niks, zegt hij.
‘Waar gaat de jouwe over?’ vraagt hij als zijn tafelgenoot even opkijkt. Er volgt een schouderophalen. Geen tijd voor antwoorden. Hij gooit zijn gum in het midden van de tafel. Niemand reageert. Hij kijkt om zich heen en vangt de blik van de juf. Ze kijkt streng. Hij buigt zijn hoofd over zijn papier, als de anderen, maar hij kan aan niets anders denken dan de letters, hoe de j, hoe de g. Hij kan geen Verhaal, hij weet niet de juiste tekens.
‘Als je klaar bent met je Verhaal, dan mag je er een tekening van maken’, zegt de juf. Het is stil in de klas, iedereen is aan het werk. Hij draait zijn blaadje om. Hij zet een lijn. Hij gumt hem uit. Hij zet een nieuwe lijn en gumt hem uit. Normaal kan hij goed tekenen. Maar hij weet het niet, vandaag. Hij kan geen verhaal.

‘Zijn jullie al bijna klaar?’ De juf loopt langs. Naast zijn tafel blijft ze staan. ‘Draai je blaadje eens om?’ vraagt ze. Hij schudt zijn hoofd. Zij buigt voorover, pakt zijn blaadje en steekt het in de lucht. Het is gekreukt door het vele gummen. De anderen kijken op.
‘Niks?’ vraagt ze? Hij kijkt haar aan. ‘Heb je helemaal niets opgeschreven?’ Ze schudt haar hoofd.

Ze lezen hun verhalen voor. Hij wipt op zijn stoel.
‘Niet wippen!’ zegt de juf. Hij luistert en lacht hard om iets dat eigenlijk niet grappig is. Ze kijkt hem aan. Lang. Nog langer. Hij zet de vier poten van zijn stoel op de grond en wacht. ‘Wie niets geschreven heeft’, zegt ze, ‘heeft geen enkel recht om over een ander te lachen.’ Hij kijkt naar de grond.

Morgen is het woensdag. Morgen maar een halve dag.