
‘Als je een ongeluk krijgt moet je niet de wegenwacht bellen, maar dit nummer.’ Ze wijst een ander nummer aan, van een bedrijf dat bijna dezelfde naam heeft als de wegenwacht. ‘Dat is de nationale verzekering. Dat moet je niet vergeten. Belangrijk. En zorgen dat de andere partij blijft tot zij er zijn. En als ze wegrijden, schrijf dan het nummerbord op.’ Ik knik.
‘En oja, daar moet je rekening mee houden: als het hier geregend heeft dan zijn de wegen erg glad. Voorzichtig rijden.’
Ik heb nog nooit in mijn leven een autoband verwisseld. Ik heb nog nooit een auto-ongeluk gehad. Ik ken de Curaçaose wegen noch de Curaçaose rijstijl en voel me wat onzeker worden.
‘Laat nooit iets achter in de auto. Voor een pakje sigaretten wordt hij soms al opengebroken. En als je parkeert in’ ze noemt een naam die ik niet ken, ‘dan ben je niet verzekerd.’ Ik knik. ‘Nou, dan zal ik je de auto even laten zien.’
Even later rijd ik over de ring van Willemstad. Ik zoek de plekken op die ik al een beetje ken. Ik kan alles vinden. Ik neem de juiste afslag terug naar het huis. ‘Het gaat goed’, zeg ik tegen mijzelf. ‘Het gaat goed.’ Als ik stil sta voor een stoplicht draai ik de raampjes open. Het is loeiheet geworden in de auto. Van de spanning had ik het niet eens gemerkt. De wind waait door de auto heen. De man in de bijrijderstoel van de auto kijkt mijn kant op. Hij fluit naar me.
Zo gaat dat hier.
Het stoplicht springt op groen. ‘Bon día!’ roep ik en scheur de hoek om.
‘En oja, daar moet je rekening mee houden: als het hier geregend heeft dan zijn de wegen erg glad. Voorzichtig rijden.’
Ik heb nog nooit in mijn leven een autoband verwisseld. Ik heb nog nooit een auto-ongeluk gehad. Ik ken de Curaçaose wegen noch de Curaçaose rijstijl en voel me wat onzeker worden.
‘Laat nooit iets achter in de auto. Voor een pakje sigaretten wordt hij soms al opengebroken. En als je parkeert in’ ze noemt een naam die ik niet ken, ‘dan ben je niet verzekerd.’ Ik knik. ‘Nou, dan zal ik je de auto even laten zien.’
Even later rijd ik over de ring van Willemstad. Ik zoek de plekken op die ik al een beetje ken. Ik kan alles vinden. Ik neem de juiste afslag terug naar het huis. ‘Het gaat goed’, zeg ik tegen mijzelf. ‘Het gaat goed.’ Als ik stil sta voor een stoplicht draai ik de raampjes open. Het is loeiheet geworden in de auto. Van de spanning had ik het niet eens gemerkt. De wind waait door de auto heen. De man in de bijrijderstoel van de auto kijkt mijn kant op. Hij fluit naar me.
Zo gaat dat hier.
Het stoplicht springt op groen. ‘Bon día!’ roep ik en scheur de hoek om.