'Zo gaan zij dan allen,’ sprak Siddha mijmerend onder ’t huiswaarts keren, ‘allen die wij leerden kennen en hoogachten. Ook hem zien wij waarschijnlijk nooit terug, die zo-even ons verliet. Toch sterven zulke mannen [ - ] niet als de dood een einde aan hun leven maakt! Zij blijven voortbestaan in de herinnering, die ze ons nalaten en in hun werken. Hun gedachte bezielt anderen die na hem komen, en wederom anderen die er komen na deze. Of dát niet de onsterfelijkheid zou zijn?…’
(uit: Akbar van P.A.S van Limburg Brouwer)
Als getuigenis van de geest
- staat er -
waaruit het ooit ontsprong
misschien het meest van waarde
tegenover mij begint de bakker
aan zijn eerste brood
ik knipoog naar wat
god, wat Brahma is, het alles
en het niets
waarin ik mij vannacht verlies
ik sla de boeken dicht en staar naar buiten
naar het blauwe bordje met zijn naam
ik ben na hen gekomen
de vorst, de letterkundige
de getuigenis
de geest
is wat er is gebleven
de deuren van de vrachtwagen slaan dicht
de bakker brengt zijn brood
om te verkopen
het wordt licht
ik sluit het raam
tegenover zijn vergeten naam
Geschreven voor het project Straatgewijs,
waarin dichters reageren op straatnamen uit de wijk Nieuw Engeland te Utrecht.