23 november 2006

Amsterdam CS

Met een sierlijk gebaar verwelkomt hij mij, nádat ik een muntje in de schuifdeurtjes- constructie heb gedaan. Voor wie geen vijftig cent heeft, wisselt hij. Voor wie weer naar buiten wil, maakt hij de deuren open. Naar buiten gaan is gratis.
Zijn gezicht is gestoppeld, de huid onder zijn ogen nog donkerder dan de rest. Hij mist een aantal tanden. Op zijn hoofd draagt hij een blauwe zeemansmuts. Hij lacht breed: ‘Welkom dame’. Met een weidse beweging toont hij mij de toiletruimte achter hem, alsof hij mij inviteert voor een bal. De verwachtingen zijn hoog gespannen.

Terwijl ik mijn handen sta te wassen kijk ik hoe zich bij de ingang een rij vormt. Niemand heeft de juiste geldstukken, ze snappen niet waar ze in moeten, ze hebben haast. Ik glimlach naar de zeeman. Hij wijst naar de morrende rij. ‘Het is moeilijk’, zegt hij, met nog altijd dezelfde lach. Hij knikt. ‘Werken hier is moeilijk.’ Voor alle wachtenden laat hij mij naar buiten.