De dag was lang, de voorbereiding slecht, alle goede voornemens ten spijt. Pas laat komen we aan in het museumkwartier - onze discoglitterbandjes in de aanslag – met nog een paar uur om te scoren. Voor het Centraal Museum ruikt het naar suikerspin. In het zachte lantarenlicht staan groepjes mensen te praten. In de verte horen we muziek.
Er lijkt een stroom te zijn, naar iets. We volgen, maar al snel valt de massa uit elkaar. Ons DNA laten opslaan? Later, later. Opslaan kost tijd, wij zijn gekomen om iets Bijzonders te zien. De Victoria amazonica bloeit, horen we in de wandelgang. We snellen naar de Hortus, waar we blauwe cake eten en horen hoe de blik de geest bedriegt.
We keren terug naar de tuin van het Centraal, waar tussen het hoge gras de Soundscape ons vervreemd. We zitten op een muurtje, drinken wijn en kijken naar de mensen die - vol verwondering op ontdekkingstocht - het groen doorstruinen. Het is donker. Achter de ramen van verschillende zalen zien wij de bezoekers langs alle tentoonstellingen gaan. We glimlachen. Onze blik heeft onze geest bedrogen. We hebben niets gemist. We zijn er. Dit is het. De lucht zindert en de nacht beweegt.
