
‘Een vrouw.’
‘Een blonde,’ vraag ik ‘of liever een donkere?’
‘Eentje die lijkt op jou.’
‘Ik zal kijken wat ze hebben’, zeg ik en loop de supermarkt in. Hij roept me terug.
‘En melk. Volle melk. Alsjeblieft.’
Hij steekt zijn melk de lucht in. ‘Morgen misschien. Misschien is er morgen een vrouw.’ Ik glimlach. ‘Sterkte.’ Zeg ik. ‘Proost!’ roept hij me na.
‘Een blonde,’ vraag ik ‘of liever een donkere?’
‘Eentje die lijkt op jou.’
‘Ik zal kijken wat ze hebben’, zeg ik en loop de supermarkt in. Hij roept me terug.
‘En melk. Volle melk. Alsjeblieft.’
Het pak neemt hij zonder iets te zeggen aan. ‘De vrouwen waren uitverkocht’ zeg ik. Hij haalt zijn schouders op. ‘Geen vrouw, geen verblijfsvergunning. Jammer dan.’ Ik frons mijn wenkbrauwen en bind mijn eigen melk onder de bagagedrager. Het gesprek is nog niet af. Er hangt iets in de lucht, iets waarop de volgende bui nog wacht. Even zwijgen we, dan zegt hij: ‘Geen pardon voor mij. Ik ben een crimineel.’ Met zijn vinger tekent hij een streep over zijn keel. ‘Dát als ik terugga. En ook dát als ik blijf.’
Hij steekt zijn melk de lucht in. ‘Morgen misschien. Misschien is er morgen een vrouw.’ Ik glimlach. ‘Sterkte.’ Zeg ik. ‘Proost!’ roept hij me na.