04 juli 2007

Volle melk

Eerst kijkt hij me aan, dan kijkt hij naar de lucht, waaruit al dagenlang zomaar lange buien vallen. ‘Het gaat goed’ zegt hij en knikt. Altijd als ik langs hem loop groet hij me, al weet hij al lang dat ik nooit Straatnieuws koop. Soms maken we een praatje. ‘Moet ik iets voor je meenemen?’ vraag ik hem vandaag. Hij kijkt me aan, met zijn diepe, Algerijnse ogen, twijfelt even en antwoordt dan:
‘Een vrouw.’
‘Een blonde,’ vraag ik ‘of liever een donkere?’
‘Eentje die lijkt op jou.’
‘Ik zal kijken wat ze hebben’, zeg ik en loop de supermarkt in. Hij roept me terug.
‘En melk. Volle melk. Alsjeblieft.’

Het pak neemt hij zonder iets te zeggen aan. ‘De vrouwen waren uitverkocht’ zeg ik. Hij haalt zijn schouders op. ‘Geen vrouw, geen verblijfsvergunning. Jammer dan.’ Ik frons mijn wenkbrauwen en bind mijn eigen melk onder de bagagedrager. Het gesprek is nog niet af. Er hangt iets in de lucht, iets waarop de volgende bui nog wacht. Even zwijgen we, dan zegt hij: ‘Geen pardon voor mij. Ik ben een crimineel.’ Met zijn vinger tekent hij een streep over zijn keel. ‘Dát als ik terugga. En ook dát als ik blijf.’

Hij steekt zijn melk de lucht in. ‘Morgen misschien. Misschien is er morgen een vrouw.’ Ik glimlach. ‘Sterkte.’ Zeg ik. ‘Proost!’ roept hij me na.