18 juli 2019

De stilstand van bewegen

Soms zie je het ineens: hoe mensen zich inhouden, zich aanpassen, hun emoties opkroppen. Het tikken van voeten, het klikken van pennen, het klemmen van kaken. 

Agitatie noemen ze dat ook wel. Agitatie kun je zien als één van de uitingen van passiviteit. Dat lijkt ergens gek, je kan namelijk heel druk zijn met tikken, obsessief je mail in de gaten houden, of gevoel wegslikken; je lijf is actief. Maar de passiviteit schuilt hem in dat wat je vermijd te doen: zeggen wat je er van vindt of waar je behoefte aan hebt. 

Met M heb ik het over zijn studie: hij staat er niet zo best voor. Hij stelt uit, komt niet opdagen, levert lage kwaliteit werk in. Studieontwijkend gedrag, kortom, een  geliefde term onder mijn HBO-collega’s. Ik bespeur enige vermoeidheid in mijzelf: we hebben dit gesprek al vaker gevoerd. Wat is er nodig om hem uit deze impasse te krijgen? Ineens zie ik zijn been. Het wiebelt. Er valt een stilte. De beweging wordt intenser. Iets in mij doet zeer als ik het zie. 

Passiviteit duidt vaak op miskenning: er is iets in jezelf wat je niet wilt horen, zien, erkennen. Zo lang je daar van wegblijft zet je jezelf klem. De stroming staakt, stagnatie slaat toe. 
M is passief. Niet alleen in zijn studieontwijkend gedrag, ook in de afwachtende manier waarop hij dit gesprek met mij voert. En M loopt vast. In zijn studie, in zijn leven. En dat is niet voor het eerst. Dat doet zeer. 

Ik deel mijn hypothese met M; dat hij zich afhankelijk opstelt, iets miskent in zichzelf en dat misschien al langere tijd doet. Zijn been stopt onmiddellijk met bewegen. Hij kijkt me aan, actief, een beetje boos misschien, maar wakker. En weer valt er een stilte. Een bewegingsloze stilte deze keer. 
Dan vertelt hij me over zijn basisschooltijd. Hoe hij zich verveelde en steeds slechter presteerde. Hoe hij niet gezien, maar wel beoordeeld werd. 

Zijn agitatie is verdwenen. Er ontstaat ruimte voor een beetje boosheid; even mag M zich uiten van zichzelf. En ineens ook komt er ruimte om anders te kijken naar het studeren, naar de passieve houding, en naar dat wat hij daar in anders zou kunnen doen. De opties komen van hem, niet van mij. Zijn kwetsbaarheid ontroert me. 

Later die middag zit ik op de fiets. Bij het stoplicht zie ik een man met zijn vingers knippen, terwijl hij luistert naar de vrouw die naast hem staat. De caissière later in de supermarkt draait haar ring om haar vinger, terwijl ze wacht tot de klant eindelijk de juiste pas gevonden heeft. Welk verlangens gaan er allemaal schuil onder al dat wiebelen en friemelen? 

En welke verlangens kun je herkennen in dit geniale voorbeeld van het Simplistisch Verbond?